Kandidaat Van Marle: Zonder bekering geen eeuwig leven
RIJSSEN – „Zonder bekering geen leven, ook geen eeuwig leven”, zei kandidaat H. J. van Marle zaterdag in Rijssen. „Bekering is een hoofdthema in de Bijbel. De profeten roepen op tot bekering en de apostelen beginnen hun zending met het uitdrukkelijke bevel tot bekering en geloof.”
De kandidaat uit Hasselt sprak zaterdagmorgen in Rijssen tijdens de eerste toogdag van de mannenverenigingen van de Hersteld Hervormde Kerk. De dag was georganiseerd door de Rijssense mannenvereniging en trok een kleine 150 bezoekers.
„Onbekeerd zijn is niet alleen een zaak van een verduisterd verstand en onvermogen, maar vooral van onwil”, aldus kandidaat Van Marle. „En alleen de Heilige Geest is in staat het inzicht en de wil tot terugkeer te werken. Omdat de Heilige Geest hiervoor het gepredikte woord gebruikt, moet in iedere prediking de ernstige roeping tot berouw en bekering klinken, zodat de hoorders de noodzaak van bekering op het hart gedrukt krijgen.”
In de geschriften van de oudvaders ontdekte hij dat zij niet uitgaan van één bekeringsweg, maar van verschillende wegen. Zo ziet Wilhelmus à Brakel verschillen in tijdsspanne in de weg der bekering. „Ook de wijze en de intensiteit van het ontdekkend voorbereidend werk van de wet kunnen verschillen. De gebruikelijkste weg is dat een zondaar gaat beseffen niet langer onbekeerd te kunnen voortleven. In deze periode van bidden, Bijbellezen en preken aanhoren wordt de zondaar vaak geslingerd tussen hoop en vrees. Als er eens een bemoediging komt, ontstaat de geneigdheid hierop te steunen. De Heilige Geest werkt echter aan op een totale ontbloting, zodat de zondaar alleen op Christus’ werk als de enige grond tot behoud gaat steunen.”
De hersteld hervormde kandidaat waarschuwde ervoor om in de prediking en het pastoraat van slechts één bekeringsweg uit te gaan. Hij noemde het opmerkelijk en wijs dat de Heidelbergse Catechismus en de Westminster Geloofsbelijdenis niet over bekeringswegen spreken, maar focussen op het wezen van de bekering. „Het gaat om de wezenlijke elementen van droefheid over de zonde en de hartelijke vreugde in God”, stelde kandidaat Van Marle. „Het is daarom beter deze wezenlijke zaken bij zichzelf te zoeken dan dat men zich probeert te spiegelen aan allerlei bekeringsgeschiedenissen.”
’s Middags sprak ds. D. Heemskerk uit Genemuiden over ”Genade en recht”. Volgens de predikant komen termen zoals „toevallen voor het recht is nog geen verloren gaan onder het recht” en „bedekte schuld is geen vergeven schuld” niet in de Bijbel en de belijdenisgeschriften voor. Daarom wilde hij deze ook in zijn lezing achterwege laten. „Het is beter dat het geestelijk leven op Christus wordt gericht dan dat het door deze termen wordt belemmerd”, aldus ds. Heemskerk.
Aan de hand van vele Schriftcitaten liet de predikant zien dat de goedheid Gods altijd voorop gaat en daarna de deugd van het recht volgt. Dit neemt niet weg dat de zondaar wel eerst overtuigd moet worden van zijn kwaal, aleer hij of zij het voorgeschreven geneesmiddel accepteert. „Nooit kan er sprake zijn van verlossing als de schuld niet wordt erkend en de zonde wordt gehandhaafd. Hoewel de rechtvaardigheid van God wel wordt aanvaard, blijft toch altijd de bede om genade doorgaan.”
Dat iemand bereid zou moeten zijn om naar de hel te gaan, noemde ds. Heemskerk „een misvatting die noch in het Oude, noch in het Nieuwe Testament, noch in enig gereformeerd belijdenisgeschrift te vinden is.” Hij waarschuwde ervoor de genade afhankelijk te maken van menselijke schuldbeleving, „want dat is nu juist die typische remonstrantse dwaling die door de Dordtse Leerregels werd veroordeeld. Het lijkt ootmoedig, maar het is hoogmoedig als wij menen naast Christus de toorn van God te kunnen dragen.”
Aan het slot van zijn lezing behandelde ds. Heemskerk het onderscheid tussen „genade door recht” en „genade voor recht.” Beide zijn waar, maar uitsluitend voor Christus gold „genade door recht”, omdat op Golgotha Christus alleen zonder enige steun van Zijn volgelingen het goddelijke recht ondervond. „Voor zondige mensen kan slechts de genade voor recht gelden.”