Bundel opstellen van vermoorde Joodse minister
Bij elke stap van de Duitse keizer „knalt, luidt, trommelt, toetert, blaast en vlagt het”, schreef Walther Rathenau in 1919. Het keizerrijk was een bespotting geworden, blikte de Duitse Jood een jaar na het vertrek van de vorst terug.
In een opstel probeerde Rathenau (1867-1922) de inhoudsloosheid van de monarchie aan te tonen. Het intellect van de keizer grensde aan „absolute genialiteit”, maar zijn dienaren hielden hem in een isolement. Maar goed, de keizer was dus weg. Waarheen nu met Duitsland, dat de Eerste Wereldoorlog verloren had? Dat is het centrale thema van Rathenau.
Het is niet makkelijk om Rathenau te begrijpen. Terecht zegt Alfred Krans in de inleiding van ”Walter Rathenau” dat hij dacht vanuit idealen, niet vanuit de werkelijkheid. Soms wel erg zweverig.
Eén ideaal uit de opstellen kennen wij nog, namelijk de internationale samenwerking in Europa. Maar er zou nog veel gebeuren eer het zo ver was. Zelf werd Rathenau –als minister van Buitenlandse Zaken– in 1922 vermoord. Door een kogel van rechts.
Rathenau blijft een van de beste voorbeelden van de emancipatie van Duitse Joden aan het begin van de 20e eeuw. Het is goed dat uitgeverij Aspekt aandacht voor hem vraagt. Jammer genoeg is dit boek maar half af. Over Rathenaus afkomst zegt het eigenlijk niets. De historische inleiding beperkt zich tot het politieke landschap ten tijde van de moord. De opstellen zelf hadden een betere inleiding verdiend. En dat de omslag zegt dat dit een biografie is, moet een vergissing zijn. Het is een typische bloemlezing.
Walther Rathenau, Alfred Krans; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2010; ISBN 978 90 5911 700 6; 154 blz.; € 17,95.