„Kerk Nagaland te veel op hiernamaals gericht”
KAMPEN – Een onbekende deelstaat is het in India, Nagaland. Daarom dringen de vele problemen in dit gebied niet tot het Westen door, zegt de Indiase theoloog Bendangjungshi. Armoede, onrecht, gewapende conflicten. „De kerk is wel prominent aanwezig maar zwijgt. Zij is te veel op het hiernamaals gericht.”
Bendangjungshi (1973) promoveert woensdag aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen op het proefschrift ”Confessing Christ in the Naga Context. Towards a Liberating Ecclesiology” (”Christus belijden in de context van Nagaland. Naar een bevrijdende kerkleer”). Daarin bepleit hij een christendom dat aansluit bij de cultuur in India. Nodig is een „contextuele theologie” die niet alleen gericht is op orthodoxie (de rechte leer), maar ook op orthopraxie (de rechte praktijk).
Bendangjungshi voert in zijn dissertatie een gesprek met drie belangrijke ”tribale” (tot een stam behorende, KvdZ) theologen uit Noordoost-India: Renthy Keitzar, K. Thanzauva en Wati Longchar. Zij zetten zich in voor de gemeenschapscultuur van stammen in Nagaland. Ook gaat hij in gesprek met de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906-1945), die de christelijke kerk definieerde als „kerk voor anderen.” „Bonhoeffers verzet tegen het naziregime is een rolmodel voor de kerken in Nagaland”, aldus de promovendus.
Nagaland ligt in het noordoosten van India, tegen Birma aan. Het gebied werd in 1963 ingelijfd bij India. Er leven veel verschillende stammen, die vanwege hun veiligheid vanouds hun toevlucht in de bergen hebben genomen. De kerk zit volgens Bendangjungshi ingeklemd tussen enerzijds gewapende groepen die strijden voor onafhankelijkheid en anderzijds de Indiase centrale regering, die alleen de rijke bestuurlijke elite bevoordeelt en het land in blijvende onderontwikkeling en armoede houdt.
Nagaland is voor driekwart christelijk, wat uitzonderlijk is in India. Het immense land, met ruim 1 miljard inwoners, telt amper 3 procent christenen. Terwijl India een christelijke traditie kent: volgens de overlevering is de apostel Thomas er gestorven.
Hindoecultuur
Het christendom kwam in de negentiende eeuw, rond 1820, naar Nagaland. „De eerste zendelingen, vooral baptisten, waren afkomstig uit Engeland. De bevolking nam de boodschap spontaan aan en kwam uit eigen beweging naar de zendelingen toe. Hier waren nauwelijks hindoes. In de rest van India heeft het christendom echter vanwege de hindoecultuur nooit wortel kunnen schieten.”
De kerk is in Nagaland weliswaar in de meerderheid, maar durft volgens Bendangjungshi haar stem niet te verheffen tegen het onrecht. „Zij is te veel op het hiernamaals gericht. Dat maakt haar positie omstreden als het gaat om integratie in de cultuur. Het Evangelie verschijnt niet in een vacuüm, maar doordringt het gehele leven. Wij kennen in onze kerken alleen de Apostolische Geloofsbelijdenis, die elke zondag wordt gelezen. Daar is niets negatiefs van te zeggen, maar het Evangelie moet ook worden uitgedrukt op een manier die mensen vandaag aanspreekt.”
De onderdrukking van de bevolking in Nagaland toont overeenkomsten met de dalits, de kastelozen in India. Toch zijn er grote verschillen, zegt Bendangjungshi. „Dalits hebben geen cultuur, geen traditie, maar zijn vanwege het kastenstelsel overal buitengesloten. De stammen in Nagaland zijn ook achtergesteld, maar hebben wel een duidelijke identiteit en zijn juist trots op hun cultuur.”
Armoede
Bendangjungshi is in zijn land actief voor de Friends of the Poor Society, een organisatie die zich inzet voor de arme bevolking in Nagaland. Als hij foto’s laat zien van zijn bezoeken aan de dorpen in zijn vaderland, raakt hij op dreef. „Het geld dat van de centrale regering uit New Delhi komt, bereikt de lokale bevolking niet. Er is in de dorpen geen elektriciteit, wegen ontbreken. Als iemand ziek wordt, moet hij vele uren gedragen worden naar een hulppost.”
Op de foto’s staat Bendangjungshi vaak tussen lachende kinderen en vriendelijk kijkende dorpsbewoners. „De bevolking heeft het moeilijk, maar zij heeft de armoede geaccepteerd en lijkt tevreden te zijn. Dat is ook een gave van God, die het leven draaglijk maakt. Maar dat ontslaat de kerk niet van de plicht om haar stem te verheffen. Dat is óók de opdracht die God ons geeft.”
Bendangjungshi waardeert de vrijheid die in Nederland heerst. „Ik zie wel dat er velen niet meer naar de kerk gaan, maar dit is tenminste een land waar vrede heerst. Ik verlang ernaar dat Nagaland dit ook zal meemaken.”
Over enkele dagen gaat Bendangjungshi weer naar zijn vaderland. Zijn promotie woensdag wordt door zijn landgenoten niet bijgewoond. De overkomst zou te duur zijn. Ook visa’s zijn voor inwoners van Nagaland moeilijk te regelen. „Normaal kost dat in India enkele dagen, maar in mijn geval duurde het zes maanden.”
De promovendus blijft optimistisch over de toekomst. Voor de foto heeft hij zijn traditionele feestkleding aangetrokken. „Ik blijf hopen voor Nagaland. Als er geen hoop is, dan is er geen leven. Maar het is een lang proces. Dat geldt voor geheel India. Het land groeit economisch erg snel, maar de leiders manipuleren de bevolking. Ze zijn meer geïnteresseerd in stemmen voor hun partij, dan in de ontwikkeling van de bevolking. Laat de kerk daarom een tegenvoorbeeld zijn door haar praktijk: geïnteresseerd in mensen én met een boodschap die aansluit bij hun behoeften.”