Opinie

Aandacht voor praktische toerusting predikanten

De opleiding van dienaren van het Woord is de laatste maanden regelmatig in het nieuws. Opvallend daarbij is de toenemende aandacht voor praktische vorming en nascholing van predikanten. Waarom is dat zo en wat houdt dat eigenlijk in?

Prof. dr. A. Baars
5 March 2011 07:15Gewijzigd op 14 November 2020 13:57
Bibliotheek Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Foto RD, André Dorst
Bibliotheek Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Foto RD, André Dorst

Binnen de kerken die hun wortels hebben in de Reformatie, is altijd benadrukt dat toekomstige dienaren van het Woord een goede wetenschappelijke opleiding nodig hebben. Hierbij heeft men steeds gezocht naar een evenwicht tussen grondige theoretische kennis en oefening in praktische vaardigheden.

Nu blijkt het niet zo eenvoudig die balans ook daadwerkelijk te vinden. Al vroeg horen we stemmen die beweren dat de opleiding tot predikant te theoretisch en te weinig praktisch is. Zo schrijven de gedeputeerden van de provinciale synode van Zuid-Holland op 9 november 1622 een brief aan de curatoren van de Universiteit van Leiden. Zij vragen hun een hoogleraar in de praktische theologie te benoemen. Een van de motieven hiervoor is kennelijk dat de studenten zo beter worden toegerust voor de praktijk van het werk in de gemeente.

Dit verzoek wordt afgewezen. De dienstdoende hoogleraren in Leiden zien de noodzaak van zo’n speciaal professoraat in de praktische theologie niet in. Hun motief is dat zij altijd al verbanden leggen tussen de leer en de praktische betekenis daarvan. Wel willen zij beloven dat nog nadrukkelijker te gaan doen, zowel bij de colleges in de uitleg van de Schrift als bij die in de dogmatiek.

Het zou interessant zijn na te gaan of de synode en de Leidse curatoren hier eigenlijk niet langs elkaar heen praten. Verstaan de curatoren echt de zorg die in het verzoek van de synode hoorbaar is? Worden de kerken echt tevreden gesteld door de verzekering dat de hoogleraren meer aandacht zullen schenken aan praktische zaken tijdens hun colleges?

Hoe dit ook zij, door de eeuwen heen komt de vraag naar de praktische vorming van predikanten steeds weer aan de orde. Deze klinkt in de kerkelijke pers en op kerkelijke vergaderingen. Curatoren, studenten én docenten stellen die vraag.

Praktische vorming

Nu is er met name de laatste zestig jaar heel wat gedaan om de praktische vorming van toekomstige dienaren van het Woord meer accent te geven. Voor het gemak schets ik dat maar aan de hand van de ontwikkelingen in de Christelijke Gereformeerde Kerken, waartoe ik behoor, en binnen de opleiding waaraan ik zelf verbonden ben: de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).

In het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw kregen wij in Apeldoorn een gedegen opleiding tot het predikantschap. Hierin was ook veel aandacht voor de praktijk van het predikantswerk, met name op het gebied van prediking en pastoraat. Toch bleef de echte kennismaking met het werk in de gemeente beperkt. We trokken de laatste periode van de studie wel langs de gemeenten om voor te gaan in de diensten, maar een stage op het terrein van het pastoraat en de catechese ontbrak. Jonge predikanten voelden zich aan het begin van hun dienstwerk wel als iemand die het een en ander over de theorie van het zwemmen wist. Praktische zwemoefeningen had hij echter nauwelijks gehad en toch moest hij zo in het diepe springen.

Het is goed dat in deze situatie al vrij spoedig daarna verandering is gekomen. Een uitvoerige gemeentestage werd onderdeel van de opleiding. Aan het onderricht in de catechetiek werd een korte catechesestage toegevoegd. De classis wees pasbeginnende predikanten een mentor toe die hen met raad en daad terzijde kon staan.

Toch is de vraag naar meer praktische vorming door deze maatregelen beslist niet verstomd. Regelmatig vragen studenten niet alleen in Apeldoorn, maar ook binnen andere opleidingen naar meer aandacht voor de praktijk. Ook op kerkelijke vergaderingen wordt steeds weer benadrukt dat de studie voor het ambt van dienaar van het Woord niet alleen wetenschappelijk moet zijn, maar vooral ook praktisch gericht.

Vooral de laatste tijd zien we echter ook een andere lijn. Er komt meer accent te liggen op allerlei vormen van nascholing die met name bestemd zijn voor beginnende predikanten. Ik noem een aantal voorbeelden. Sinds kort kennen de Nederlands Gereformeerde Kerken de predikant in opleiding, de prio. Voordat een afgestudeerd theoloog een gemeente gaat dienen, volgt hij een intensieve stage in een gemeente onder leiding van een ervaren predikant.

De synode van de Gereformeerde Gemeenten besloot onlangs tot het instellen van het mentoraat voor pasbeginnende dienaren van het Woord. Aan verschillende universiteiten of predikantsopleidingen worden ook vervolgcursussen aangeboden die op de praktijk zijn toegesneden. Het aanbod varieert van trainingen voor tijdsindeling tot cursussen in het omgaan met verschillende ingrijpende pastoraal-psychologische problemen.

Begeleiding

Hoe moeten we dit alles beoordelen? Ik wil met nadruk zeggen dat ik in principe heel veel positiefs in deze ontwikkeling zie. Hoe goed en hoe praktisch een theologische opleiding ook is, zij kan nooit uitputtend zijn. Er blijven altijd onderwerpen over die tijdens gewone colleges niet besproken worden of alleen maar worden aangestipt. Bovendien komt een predikant in het begin van zijn ambtswerk in aanraking met vragen waarover hij juist dan dieper wil nadenken en waarbij hij op dat moment behoefte heeft aan begeleiding.

Trouwens, ieder zal erkennen dat het ambt van dienaar van het Woord niet eenvoudig is, zeker in onze tijd. Welk weldenkend mens zou er dan bezwaar tegen hebben dat jonge predikanten nadere praktische vorming en begeleiding ontvangen? Dat wordt nog onderstreept door het Bijbelse gegeven dat een dienaar van het Woord in feite altijd leerling, discipel, blijft. Je blijft je leven lang leren: afleren en aanleren.

Toch zijn er bij deze ontwikkeling ook wel enkele kanttekeningen te maken die om verdere doordenking vragen. Allereerst zou ik aandacht willen vragen voor het woord ”praktisch”. Dit begrip lijkt op het eerste gezicht duidelijk te zijn, maar heeft in feite iets meerduidigs of zelfs schimmigs. Zo kan een oudere afgevaardigde ter synode zeggen dat de opleiding naar zijn mening meer praktisch moet zijn. Hiermee bedoelt hij dat meer aandacht gegeven moet worden aan de praktisch-geestelijke vragen of aan de practicale godgeleerdheid, zoals prof. Wisse dat noemde. Maar het is iets heel anders dan wanneer een pasbeginnend predikant behoefte heeft aan een praktische, pastoraal-psychologische training. Het is daarom bepaald niet overbodig om telkens weer duidelijk te maken wat we met praktisch bedoelen.

Rolonduidelijkheid

Een ander probleemgebied dient zich aan wanneer we nagaan waar deze roep om praktische vorming en nascholing mee samenhangt of uit voortkomt. We beginnen met de nuchtere constatering dat deze roep vrijwel naadloos lijkt aan te sluiten bij allerlei ontwikkelingen in de samenleving rond onderwijs geven en leren.

Deze opvatting wordt vaak getypeerd als ”het nieuwe leren”. Het oude leren, waarin veel nadruk ligt op zaken als uit het hoofd leren en feitenkennis, heeft de laatste tientallen jaren plaatsgemaakt voor dit nieuwe leren. Hierin wordt vooral aandacht geschonken aan het toepassen van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden. Die wending is begrijpelijk en voor een belangrijk deel terecht, mits we het belang van kennis en wetenschappelijk inzicht niet uit het oog verliezen. Dat zou voor kerken en hun predikantsopleidingen niet minder dan een ramp zijn.

Uiteraard loopt iedere beginnende predikant aan tegen de vraag: Wat wordt in mijn ambtelijk werk allemaal van mij verwacht? Het antwoord op die vraag is bepaald niet in alle opzichten duidelijk. Predikantswerk is altijd veelomvattend geweest: in de conceptberoepsbrief die afgedrukt staat in de kerkorde van onze kerken wordt een indrukwekkende lijst van taken genoemd: prediking, pastoraat, catechese… Het geheel wordt afgesloten met de woorden: „en voorts alles wat tot het werk van een dienaar des Woords behoort.” Over rolonduidelijkheid voor de beginnende predikant gesproken.

Burn-out

Bovendien is de breedte en de zwaarte van het werk in onze tijd toegenomen ten opzichte van vroeger. Ik noem slechts het volgende: het pastoraat is ingewikkelder geworden doordat predikanten veel meer geconfronteerd worden met ingrijpende situaties die vroeger niet bestonden of niet openbaar kwamen. Gemeenteleden zijn in het algemeen meer ontwikkeld en daardoor mondiger. Kritiek op het beleid van de kerkenraad of op de zondagse preken klinkt sneller en luider dan vroeger. Bovendien is de loyaliteit van velen ten opzichte van gemeente en kerkverband vandaag beduidend minder. Men laat veel gemakkelijker zijn of haar plaats leeg in de zondagse kerkdienst of kiest voor een andere gemeente. Hoe ga je daarmee om? In het ergste geval krijgt een predikant door dit alles een burn-out. Hij kan ziek worden van de spanningen in de kerk en de zwaarte van het werk.

Er is daarnaast een andere kant, die ik met de nodige aarzeling aanstip. De zojuist aangeduide problemen kunnen ook mede veroorzaakt worden door de predikant zelf. Er zijn beginnende predikanten die door hun vernieuwing zoekende dadendrang de gemeente én hun roeping voorbijlopen. Het is ook mogelijk dat iemand zich zo in een wettisch-traditioneel harnas steekt, dat het echte geestelijk karakter van prediking en pastoraat schade lijdt. Kwalijk is het ook als een predikant wezenlijke kerntaken in zijn gemeente afstoot omdat hij het te druk heeft of andere prioriteiten stelt. Om maar te zwijgen over karaktereigenschappen van voorgangers en kerkenraadsleden waardoor onderlinge verhoudingen soms blijvend verziekt raken.

Hoe voorkomen we dit soort problemen? En, als ze ontstaan zijn, hoe komen we eruit? Laat duidelijk zijn dat een goede opleiding en begeleiding hierbij van betekenis kunnen zijn, al blijven die wel beperkt. Hetzelfde geldt van bepaalde vormen van nascholing en begeleiding door een mentor. Het meest beslissend is hier of wij, dienaren van het Woord, vanuit een echt geestelijke grondhouding leven. We zouden ook kunnen zeggen: of wij zoeken naar een voortdurende herbronning en herleving van ons staan in het ambt.

Ik denk hierbij aan de befaamde domineespreek die Richard Baxter in 1656 houdt voor zijn collega-predikanten. Deze heeft tot tekst: „Zo hebt acht op uzelf en op de gehele kudde” (Hand 20:28). Deze preek is later uitgewerkt en uitgegeven onder de titel ”The Reformed Pastor”. Dat moeten we maar niet vertalen met ”de reformatorische pastor” of iets dergelijks. Het gaat Baxter om de reformatie, de geestelijke herleving van dienaren van het Woord en van de grondhouding waarmee ze in hun werk staan.

Hoe die grondhouding eruitziet? Dat wordt samengevat in dat ene kleine woordje: dienaar zijn: dienaar van Christus, dienaar van het Woord en zo dienaar in de gemeente. Dat leren we ten diepste alleen van Hem Die in het midden van Zijn gemeente is „als een die dient” (Luk. 22:27). Maar scholing, nascholing en oefening verlenen hierbij wel belangrijke praktische hulpdiensten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer