Commentaar: Cito-toets in mei
Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs wil dat leerlingen van groep 8 van basisscholen voortaan niet meer in februari maar eind april of begin mei de Cito-toets maken. Bovendien wordt deze eindtoets verplicht voor alle leerlingen. De maatregelen moeten vanaf het schooljaar 2012-2013 ingaan.
De bewindsvrouw wil met dit plan leerlingen de gelegenheid geven zich langer voor te kunnen bereiden op de toets. Nu hebben ze vaak vanaf het vroege voorjaar al het idee dat hun werk op de basisschool erop zit. Voor rekenen en taal behoeven ze zich niet meer in te spannen. De teerling is immers geworpen.
Een tweede argument is dat met een latere toets de leerlingen mogelijk betere prestaties kunnen neerzetten. Ze hebben immers meer tijd om te oefenen. En uiteindelijk gaat het er in het onderwijs om dat scholieren ertoe worden aangezet de beste resultaten te behalen.
Met dit laatstgenoemde argument geeft de minister aan dat kennis weer belangrijker wordt in het onderwijs. Waren onderwijsgevenden in de achterliggende decennia vooral druk met het aanleren van vaardigheden, nu zal de focus weer meer gericht moeten worden op het beschikken over basale kennis.
Op zich is dat geen verlies. Zeker als ons land zich wil profileren als een kenniseconomie is het cognitieve belangrijk. Aandachtspunt moet dan wel zijn dat een school geen kennisfabriek is. Het gaat om meer: de totale ontwikkeling van het kind. Wanneer het de basisschool verlaat, moet het niet alleen beschikken over voldoende parate kennis maar ook over de nodige vaardigheden.
Dat verwacht de overheid vaak zelf ook. Waarom zouden anders geregeld allerlei opvoedtaken en de aanpak van maatschappelijke problemen –neem sociale integratie– bij het onderwijs worden neergelegd? Juist op het punt van het aanleren van vaardigheden kunnen scholen zich onderscheiden.
Het later afnemen van de Cito-toets heeft consequenties voor de aanmelding van leerlingen bij het voortgezet onderwijs. Middelbare scholen willen graag rond 1 april weten hoeveel leerlingen ze in het nieuwe cursusjaar kunnen verwachten. Zij kunnen dus niet wachten op een Cito-uitslag rond 1 juni. Daarmee neemt de betekenis van de Cito-toets voor toelating in het middelbaar onderwijs af en die van het oordeel van de leerkracht in groep 8 toe. Dat hoeft geen verlies te zijn, zeker niet als wordt meegewogen dat een Cito-toets altijd een momentopname is en de leerkracht een oordeel kan vellen op basis van langdurige omgang met het kind.
Minister Van Bijsterveldt heeft aangegeven de Cito-toets voor alle scholen verplicht te willen stellen. Voor orthodox-christelijke scholen kleeft hier het bezwaar aan dat ze geconfronteerd kunnen worden met materiaal dat op gespannen voet staat met hun eigen identiteit. Dat is verlies, al moet wel worden bedacht dat ditzelfde risico ook geldt voor opgaven van de eindexamens op middelbare scholen. En daar is niet het alternatief van eigen toetsmateriaal.
Gegeven die nieuwe situatie vraagt dat voorzichtigheid van de makers van toetsmateriaal en alertheid van onderwijsgevenden.