Kerk & religie

Doopsgezind: zelf uitmaken wat je gelooft

ZAANDAM – De doopsgezinde leider Menno Simons is al sinds een eeuw bijgezet in het museum der oudheden, maar het doopsgezinde eigene blijft relevant: zelf uitmaken wat je gelooft en ieder mens wordt serieus genomen.

Klaas van der Zwaag
1 March 2011 14:31Gewijzigd op 14 November 2020 13:54
ZAANDAM – Prof. dr. Piet Visser: „Hoe raken we af van het beeld dat er alleen maar grijze krullenbollen in de kerk zitten, terwijl het wel krioelt van doperse cafés?” Foto RD
ZAANDAM – Prof. dr. Piet Visser: „Hoe raken we af van het beeld dat er alleen maar grijze krullenbollen in de kerk zitten, terwijl het wel krioelt van doperse cafés?” Foto RD

Dat stelt prof. dr. Piet Visser, hoogleraar doperdom aan de Vrije Universiteit namens het Doopsgezinde Seminarium. Zijn werkkamer in Zaandam puilt uit van een indrukwekkende hoeveelheid oude perkamenten doperse geschriften, afkomstig uit een tijd waarin de roep om vernieuwing van kerk en samenleving breed werd gehoord.

Het doperdom ontstond rond 1525 toen volgelingen van Zwingli zich afscheidden van de Zwitserse hervormer en bezwaar aantekenden tegen het samengaan van de kerk met de overheid en het praktiseren van de kinderdoop. Doperdom als radicale tak van de Reformatie. “De Reformatie was voor hen niet radicaal genoeg”, legt prof. Visser uit. “Er is maar één Koning, dat is Christus. En de kinderdoop is niet te vinden in het Nieuwe Testament, zo ontdekten de dopers na lezing van de Bijbel.”

De dopersen werden vervolgd en trokken via de Rijn onder andere naar Straatsburg. Zij kregen door het rumoerige avontuur in Münster, waar met geweld het hemelse koninkrijk gerealiseerd moest worden, veel negatieve publiciteit. “Vergelijk het met maar de extremiteiten van het huidige moslimfundamentalisme dat zich daar afspeelde, fanatisme dat zich verbindt met geweld. Overigens moeten we niet vergeten dat velen in die tijd, ook de hervormers, in het besef van de eindtijd leefden.”

De Nederlandse doopsgezinden ontstonden als een reactie op dit gewelddadige doperdom en zwoeren alle geweld en fanatisme af. Menno Simons werd de grote leider. “Hij was een typische laatbloeier. Kennelijk wist de Rooms-Katholieke Kerk hem lange tijd te paaien. Het duurde maar liefst tien jaar voordat hij werkelijk met het pausdom durfde te breken.”

Merkwaardig toch wel, peinst prof. Visser. Of Menno nu werkelijk een grootheid was, betwijfelt hij enigszins, maar hij was -ondanks de vervolging- wel in staat om de veelzijdige groep doopsgezinden te bundelen en ook theologisch structuur te geven. “Zijn hoofdwerk, het Fundamentboek, was niet origineel, maar slaagde er wel in om de bekende doperse overtuigingen te verwoorden en had ook een apologetische werking richting de overheid. Menno werd het prototype van de weerloosheid. In theologisch opzicht legde hij de nadruk op een langdurig proces van boete en berouw dat aan de wedergeboorte voorafging voordat de mens zich tot Christus kon wenden.”

Menno was volgens Visser een typische “doe-het-zelftheoloog” die zich gaandeweg moest verantwoorden ten opzichte van zijn calvinistische tegenstanders in godsdienstgesprekken. Intern had hij te maken met toenemende conflicten van de kant van diehards zoals Dirk Philips, over de radicaliteit van de ban en de echtmijding: huwelijkspartners moesten elkaar mijden als er sprake was van zonden en overtredingen. “Menno legde zich erbij neer. Dat is ook weer het typische van de doopsgezinden: het zijn zulke zachtaardige mensen, maar wat hebben ze verschrikkelijke ruzies gemaakt.”

De doopsgezinden promootten in de loop der eeuwen de verdraagzaamheid en ondergingen de invloed van de verlichting. Ze werden gerespecteerde burgers en bliezen ook in het economische en het culturele leven hun partij mee. Sinds de negentiende eeuw ontwikkelden zij zich tot een gemeenschap waar vrijblijvendheid troef was. Het ging uiteindelijk kwantitatief snel achteruit met de doopsgezinden in Nederland: van de dik 40.000 leden in 1950 zijn er nu nog zo’n 8000 over.

Prof. Visser: “Wellicht is straks Holwerd groter dan de gemeente in Amsterdam, de plek waar de doopsgezinden vanouds bloeiden. Wat moet je hieraan doen? Evangelicalisering, zoals bij de snel groeiende gemeente in Ouddorp? Ik vraag me af of dit bij het doopsgezinde past. De Algemene Doopsgezinde Sociëteit in Amsterdam kan nog zo veel roepen wat zij wil, maar de gemeenten hebben het voor het zeggen. Dat is ook altijd het geval geweest. Doopsgezinden hadden alleen het Nieuwe Testament. Ze hadden niet zoals de gereformeerden de Heidelbergse Catechismus die vaststelde wat wel of niet zondig was.”

Of doopsgezinden vrijzinnig zijn? Prof. Visser kiest liever de term tolerantie, onbeperkte verdraagzaamheid. “Geen enkel geloof kan exclusief zijn, je moet de ander in alle opzichten respecteren.”

Het streven van de doopsgezinde hoogleraar Sjouke Voolstra (1942-2004) om een herkenbare doopsgezinde belijdenis te scheppen, was destijds tot mislukken gedoemd. “Voolstra streed een eenzame strijd. De belijdenis is er niet gekomen en ik verwacht haar ook niet. De kracht van het doperdom is tegelijkertijd ook zijn zwakte gebleken. Hoe raken we af van het beeld dat er alleen maar grijze krullenbollen in de kerk zitten, terwijl het wel krioelt van doperse cafés? Maar hoe krijg je mensen vanuit de wereld met dit type geloof in de kerk?”

Nederland is de uitzondering in het wereldwijde palet van doopsgezinden. In Noord-Amerika noemen de doopsgezinden zich naar de Nederlandse voorman “mennonieten”, onder meer bij de amish. “Zij vormen de orthodoxe doopsgezinden die het dichtst bij Menno Simons staan. Daar vindt men nog de ban en de mijding van de echtgenoot in geval van publieke zonde en zelfs de voetwassing. De mennonieten beschouwen Nederland als een vrijzinnig land. Wat de amish nu meemaken, de strijd met de secularisatie en de verlichting, hebben de doopsgezinden in de achttiende eeuw doorgemaakt.

Intrigerend zal zijn hoe hun respons daarop is. Menno is hier al bij de onthulling van de gedenknaald in 1879 bijgezet in het museum van oudheden. Misschien is dit jaar wel de laatste keer dat we de doopsgezinde traditie in Nederland zo uitbundig herdenken.”

Dit is het derde artikel in een serie van vijf over Nederlandse doopsgezinden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer