DNB zet vraagtekens bij plannen kabinet
De regering moet oppassen al te strikt een begrotingsevenwicht over vier jaar na te streven. Gezien de grote ramingsonzekerheden rijst de vraag of een „te sterke focus niet wat te veel van het goede is.”
Dat stelt president N. Wellink van De Nederlandsche Bank (DNB) in het jaarverslag over 2002. Hoewel hij zich onverminderd een voorstander betoont van een stringent begrotingsbeleid, houdt Wellink de politiek wel voor dat er meer manieren zijn om dat te verwezenlijken dan via het bereiken van een „ver puntdoel” ten aanzien van het begrotingssaldo. „Het probleem is dat feitelijke, maar ook structurele tekortramingen continu aan wijzigingen onderhevig zijn. Dit heeft tot gevolg dat óf de beleidsinspanningen veelvuldig moeten worden aangepast, óf de kwantitatieve beleidskapstok (het nagestreefde begrotingsevenwicht, red.) aan geloofwaardigheid verliest.”
Gezien de ramingsonzekerheden, die zelfs gelden met het oog op het vaststellen van de omvang van het structurele tekort in achterliggende jaren, breekt de bankpresident een lans voor een andere vormgeving van het budgettair beleid. „Soms kan beter in structurele mutaties dan in niveaus worden gedacht”, meldt hij in het vanochtend gepresenteerde rapport. Deze werkwijze kan volgens Wellink voorkomen dat „wat als anker was bedoeld in zijn tegendeel verkeert.”
Zijn opmerkingen betekenen allesbehalve dat Wellink is afgestapt van strenge budgettaire discipline. Zoals gebruikelijk, pleit hij voor een strakke begrotingsdiscipline. Hij is dan ook „positief” over de bezuinigingsmaatregelen die tot nu zijn getroffen om de overheidsuitgaven binnen de perken te houden. „We voldoen daarmee net aan de Europese begrotingsnormen”, zei de bankpresident vanochtend.
Duitsland en Frankrijk overschrijden in 2003 echter wellicht opnieuw met hun tekort de 3-procentsgrens van het Europese Stabiliteitspact. Italië sluit zich waarschijnlijk daarbij aan. Dat is Wellink een doorn in het oog. „Het pact is ruim genoeg opgezet om ook een economische neergang op te kunnen vangen, mits het structurele saldo dicht bij nul of positief is. Streng beleid is juist noodzakelijk, omdat de overschrijding van de 3-procentsgrens meestal een combinatie is van de slechte conjunctuur en van bewust genomen overheidsmaatregelen.”
De Nederlandse overheidsfinanciën hebben de laatste twee jaar een „schokkend snelle verslechtering” laten zien. Het geraamde overschot op de begroting voor 2002 was 1 procent. In werkelijkheid was er een tekort van 1 procent. De raming van het Centraal Planbureau voor 2004 laat een gat van 2,4 procent zien, als er niet wordt ingegrepen. Wellink pleit ervoor de doelstelling voor het structureel tekort niet te laag te zetten. Verder geeft hij het advies een uitgavennorm uit te leggen als een maatstaf die aangeeft hoeveel geld er maximaal mag worden uitgegeven. Het geld hoeft van hem niet perse op.
Hoge prioriteit moet voor de overheid het herstel van de Nederlandse concurrentiepositie zijn, die de laatste jaren hard afkalft vanwege de sterk stijgende arbeidskosten per product. Net als vorig jaar brengt Wellink daarnaast de noodzaak van een hogere arbeidsparticipatie naar voren. Met zorg voorziet hij dat het aantal senioren in de komende vijftig jaar toeneemt van 1 op 4 naar 1 op 2.
„Het jaar 2002 is het jaar van de teleurgestelde verwachtingen geworden”, stelt Wellink. In de loop van het jaar logenstrafte de praktijk het aanvankelijke optimisme dat uit de ramingen over de aantrekkende groei van de economie sprak. Inmiddels is het beeld voor Europa dat de neergang weliswaar „relatief mild” is, maar tevens van langdurige aard. De bankpresident verwacht een „geleidelijke opgang” als vervolg hierop. Positief duidde hij vanochtend de „schokbestendigheid van het financiële stelsel”, zoals dit afgelopen jaar heeft bewezen.
Ook voor DNB zelf was 2002 een mager jaar. De nettowinst lag met 743 miljoen euro ongeveer de helft lager dan over het voorgaande jaar.