„Zeeland koploper bij confessionalisering”
APELDOORN – Zeeland fungeerde als koploper in het proces van confessionalisering in de Nederlanden. Dat stelt de historicus Fred van Lieburg in zijn deze week verschenen boek ”Een eiland na de Reformatie. Schouwen-Duiveland 1572-1700”.
Van Lieburg reikt daarmee een alternatief aan voor de visie dat Zeeland de bakermat is van de Nadere Reformatie. Dat laatste belemmert in zijn ogen het begrip van de religieuze cultuurgeschiedenis. „Het is beter om van dit begrippenkader en vooral van het achterliggende isolerende groepsdenken af te zien en de ‘nader-reformatorische’ verschijnselen als aspecten van de algemene confessionalisering te duiden.”
Volgens Van Lieburg heeft de vroege confessionalisering van Zeeland te maken met de geografische ligging. Het calvinisme kwam op vanuit het zuiden, en bereikte dus Zeeland relatief snel. Het front met de Spaanse Nederlanden, met bijbehorende vluchtelingenstroom, zorgde voor een sterke positie van de gereformeerde orthodoxie. En de overzeese contacten bevorderden de invloed van het Engelse puritanisme en daarmee de nadruk op zondagsheiliging.
In zijn slotbeschouwing pleit Van Lieburg voor regionaal onderzoek. Omdat het historische proces veelkleurig en ingewikkeld is, is het niet goed om alleen door de bril van grote concepten als confessionalisering, piëtisme, calvinisering of Nadere Reformatie te kijken. „Steeds is het nodig om oog te hebben voor concrete problemen, omstandigheden, accenten van individuen, groepen of instellingen.”
De Nadere Reformatie als concept is volgens Van Lieburg een kunstmatige en geforceerde uitvinding van 20e-eeuwse onderzoekers. „Het heeft er alle schijn van dat de in 1977 begonnen opmars van de studie der Nadere Reformatie samenhangt met de gelijktijdige opbloei van de reformatorische zuil in de Nederlandse samenleving.”
Van Lieburg ontkent niet de ”nader-reformatorische” verschijnselen op zichzelf. In zijn boek besteedt hij aandacht aan de afbakening van de kerkelijke leer, de tucht, de vasten- en bededagen, de strijd om de sabbat, de verhouding tot de overheid.
Hij acht het echter onjuist om deze dingen te isoleren van bredere ontwikkelingen in het kerkelijke en culturele leven. Het streven naar zuiverheid in ”leer, orde en zeden” is volgens hem ouder en breder dan de beweging die als Nadere Reformatie wordt aangeduid.