Russische verzamelaars herontdekken eigen kunst
Russische verzamelaars hebben deze week tijdens een Londense veiling van Sotheby’s voor een recordbedrag aan schilderijen van eigen bodem gekocht. Ze legden miljoenen euro’s neer voor werken van onder anderen de vader van het Russische impressionisme, Konstantin Korovin, en zijn beroemde tijdgenoten Natalja Gontsjarova en Robert Falk.
Al eerder had het Russische ministerie van Cultuur Russische galeriehouders en particulier verzamelaars ertoe opgeroepen actief Russische kunst op internationale veilingen te verwerven. „Laten privé-personen de schilderijen kopen. Wij zullen hen op alle manieren aanmoedigen ze naar Rusland te brengen”, aldus woordvoerder Anatoly Vilkov. „Op deze manier zullen al onze meesterwerken uiteindelijk weer hun plaatsje herkrijgen in het domein van de Russische cultuur.”
Door revoluties en oorlogen is veel Russische kunst de afgelopen eeuw vaak ongewenst in het buitenland terechtgekomen. Zo zag het grootste deel van de vroegere aristocratie zich na de communistische omwenteling van 1917 gedwongen het land te verlaten. Deze vaak fervente kunstverzamelaars namen het grootste deel van hun collecties met zich mee.
Ook de Russische schilderijen die deze week door Sotheby’s werden geveild, zijn op deze wijze in het Westen terechtgekomen. Ze behoorden toe aan de beroemde Russische operazanger Fjodr Sjaljapin, die tijdens een buitenlandse tournee in 1922 besloot niet meer naar zijn vaderland terug te keren.
Deze ’kunstemigratie’ werd verder gestimuleerd door de rigoureuze cultuurpolitiek van de communisten. Feitelijk lag er vanaf begin jaren dertig vorige eeuw tot eind jaren tachtig een taboe op het tentoonstellen van moderne Russische schilderijen in Rusland, met uitzondering van werken in de socialistisch-realistische traditie.
Sinds de val van het communisme is in Rusland de interesse voor negentiende- en twintigste-eeuwse schilderijen van eigen bodem snel toegenomen. Musea en galerieën organiseren steeds vaker tentoonstellingen van eigentijdse werken, die kunnen rekenen op een snel groeiend aantal bezoekers.
Het Russische ministerie van Cultuur juicht deze herwaardering voor eigen kunst toe en steunt waar mogelijk initiatieven op dit gebied. Maar het beschikt over een zeer beperkt financieel budget waardoor het moeilijk is tentoonstellingen te organiseren, laat staan schilderijen aan te kopen. Hierdoor bevindt zich nog steeds een aanzienlijk deel van Russische schilderijen uit het begin van de twintigste eeuw -de grootste bloeitijd van de Russische schilderkunst- in het buitenland.
Maar de afgelopen paar jaar lijkt het tij zich te keren. Ruslands nieuwe kapitaalkrachtige elite, de zogeheten Nieuwe Russen, is steeds meer bereid om veel geld te investeren in moderne Russische schilderkunst. En grote Russische bedrijven en banken werpen zich steeds vaker op als sponsor van grote schilderijententoonstellingen, zowel in binnen- als in buitenland.
Kunstanaliste Tatjana Markina zegt in de Russische krant Kommersant dat deze Russische nouveaux riches helaas niet altijd kunstwerken van de beste kwaliteit aankopen. Ze zorgen er volgens haar zo wel voor dat de prijzen van Russische kunst op internationale veilingen aanzienlijk stijging.
Haar collega Nikolaj Molok meent zelfs dat Russische moderne schilderijen inmiddels een „ware triomftocht” over de wereldmarkten maken. En dat is volgens hem mede te danken aan het stimulerende kunstbeleid van cultuurminister Michail Svydkoj.
Die heeft deze week nog bij Sotheby’s met succes de verkoop weten tegen te houden van vier Russische schilderijen die op de lijst van gestolen Russische kunstwerken prijken. Op deze lijst staan meer dan 40.000 items. De door Svydkoj aangemerkte schilderijen, waaronder het bekende portret van groothertogin Aleksandra Pavlovana van Fjodor Bognevski, zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers buitgemaakt.
Saillant detail is dat dezelfde Svydkoj nog vorige maand door het Russische openbaar ministerie op het matje is geroepen vanwege zijn voornemen de Duitse kunstcollectie ”Baldin” terug te geven aan de rechtmatige eigenaar, de Kunsthalle in de Duitse stad Bremen.
De in de Tweede Wereldoorlog door de Russen buitgemaakte Duitse kunstcollectie bevat 364 werken van onder anderen Rembrandt, Van Gogh, Rubens, Veronese, Van Dyke, Titiaan, Monet, Delacroix, Manet, Goya, Renoir en Toulouse-Lautrec.
Het OM acht niet bewezen dat het museum de rechtmatige eigenaar is van de kunstverzameling. Bovendien zou teruggave van de tekeningen en schilderijen in strijd zijn met een in 1997 aangenomen wet op roofkunst. Wel is de collectie onlangs te zien geweest tijdens een tentoonstelling in het Moskouse Architectuurmuseum, voor het eerst sinds ze in 1945 naar Rusland was gehaald. Maar de restitutie zelf blijft uiterst onzeker.
Reden is dat veel Russen de door het Sovjet-leger buitgemaakte kunstwerken in Duitsland als compensatie beschouwen voor de grote schade die hun land heeft geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Meer dan 20 miljoen burgers vonden toen de dood, terwijl grote delen van het Russisch cultuurerfgoed verloren zijn gegaan.
Overigens heeft Duitsland de afgelopen jaren wel een aantal van de door nazi’s gestolen Russische kunstwerken teruggegeven aan Rusland. Ook heeft het financieel bijgedragen aan restauratie van door nazi’s vernield Russisch cultuurerfgoed, zoals de Barnstenen Kamer in het 18e-eeuwse Catherinapaleis nabij Sint-Petersburg, die onlangs is geopend in het kader van de 300e verjaardag van de vroegere Russische hoofdstad.
Rusland is ook nog altijd in het bezit van roofkunst uit Nederland. Deze naar kunstverzamelaar Franz Koenigs genoemde Koenigs-collectie bevat 307 tekeningen van onder anderen Rembrandt, Tintoretto en Durer. Ze bevinden zich in het Moskouse Poesjkinmuseum en zijn daar een aantal jaren geleden ook tentoongesteld.
Hoewel er tijdens het bezoek van koningin Beatrix aan Rusland in 2001 signalen waren dat de Russen bereid zouden zijn te praten over teruggave van de collectie, liggen deze onderhandelingen inmiddels volledig stil. „Er zit geen enkele schot in de zaak”, aldus een medewerker van de Nederlandse ambassade in Moskou. „En de discussie rond de Baldin-collectie heeft maar weinig invloed hierop, aangezien het om een ander type collectie gaat.”
Toen de Sovjets de Koenigs-collectie aan het einde van de oorlog in beslag namen, waren de tekeningen namelijk al formeel in Duits bezit. Directrice van het Moskouse Poesjkinmuseum Irina Antonova heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat de Koenigs-collectie onvervreemdbaar Russisch eigendom is.