De erfenis van Slowakijes verleden
Pogingen van Slowaakse toppolitici om hun communistische verleden in het duister te houden, doen het onderzoek naar de mensenrechtenschendingen in het oosten van het voormalige Tsjecho-Slowakije doodbloeden. „Niemand in Slowakije voelt zich verantwoordelijk voor wat het communistische regime de mensen aandeed, en dat wil zeggen dat velen hun verantwoordelijkheid ontlopen.”
Dat vindt Ladislav Pittner, een voormalige minister van Binnenlandse Zaken in Slowakije en de voorzitter van de Vereniging van Politieke Gevangenen. Bovendien werken er nog steeds heel wat voormalige leden van de Tsjecho-Slowaakse veiligheidsdienst voor de nieuwe Slowaakse overheid.
Sinds Tsjechië en Slowakije in januari 1993 twee onafhankelijke staten werden, zijn er in Tsjechië al 166 mensen aangeklaagd in verband met politieke misdaden die ze tijdens het communistische regime hadden begaan. In Slowakije werden er amper twee mensen om die reden voor de rechter gebracht. In Tsjechië worden bovendien nog eens 71 vergelijkbare zaken voorbereid. Tsjechië heeft ook al twee topfiguren uit het communistische regime veroordeeld voor misdaden die teruggaan tot 1968, toen Tsjecho-Slowakije bezet werd door troepen van de andere Warschaupactlanden. Slowakije kent naast de zaak Lorenc -de directeur van de Geheime Politie StB die op 5 december vorig jaar tot 15 maanden voorwaardelijk werd veroordeeld voor zijn pogingen om de Fluwelen Revolutie van 1989 te laten mislukken- alleen het geding tegen Vasil Bilak, een vooraanstaand lid van de Communistische Partij, die in 1968 had ingestemd met de bezetting van het land. In Slowakije wordt al het onderzoek naar dergelijke misdrijven dan ook gevoerd door slechts drie mensen, terwijl zich in Tsjechië een honderdtal mensen over die zaken buigen.
Volgens de voormalige Slowaakse minister van Binnenlandse Zaken, Pittner, is er in Slowakije een verregaand gebrek aan moed en politieke wil. „De elite is bang dat als de misdaden van voor 1989 goed onderzocht werden, ze in de problemen zou komen. Velen van hen hebben met de communisten gecollaboreerd of maakten actief deel uit van het systeem. Bijna iedereen heeft iets te verbergen.”
Dat blijkt ook uit de zaak tegen Lorenc. Op 5 december veroordeelde een militaire rechtbank in Slowakije Alojz Lorenc tot 15 maanden voorwaardelijk. Lorenc was het hoofd van de Geheime Politie StB toen de communistische regering in november verdreven werden in Tsjecho-Slowakije, en volgens de rechtbank was hij verantwoordelijk voor de illegale aanhouding van en het uitvaardigen van decreten tegen opposanten tijdens de Fluwelen Revolutie. Lorenc was al in 1993 voor dezelfde vergrijpen tot vier jaar cel veroordeeld in Tsjechië, maar had geweigerd Slowakije te verlaten om zijn straf te gaan uitzitten.
Na het nieuwe vonnis in Slowakije kwam het tot een aanvaring tussen de gerechtelijke instanties in Tsjechië en Slowakije. De Slowaakse zijde bleek geschokt door de lichte strafmaat en stelde dat ze een heel ander proces tegen Lorenc had kunnen voeren als het Tsjechische Bureau voor het Onderzoek en de Documentatie van Communistische Misdaden (UDVZK) tot meer samenwerking bereid was geweest. Maar het UDVZK beweerde dat het de Slowaakse autoriteiten in de zaak Lorenc net als bij andere onderzoeken hulp had aangeboden, die van Slowaakse zijde echter grotendeels was genegeerd. „Het is alsof de Slowaakse autoriteiten een reden zoeken om Lorenc niet te straffen”, verklaarde Pavel Brta, de onderdirecteur van het UDVZK. Volgens de Tsjechen hinderen hun Slowaakse collega’s hen bovendien soms zelfs bij hun eigen onderzoeken.
Sommige Slowaakse burgers vragen zich ook al openlijk af of hun politieke leiders de zaken wel willen aanpakken. Enkele parlementsleden die vroeger lid waren van de Communistische Partij en nu deel uitmaken van de regeringscoalitie SDL, argumenteren dat de regering de schaarse middelen beter kan investeren in het voor de rechter brengen van de misdadigers van vandaag dan onrecht uit het verleden uit te pluizen.
Wie nog het meest onder druk staat omwille van zijn verleden, is de in 1999 aangetreden Slowaakse president Rudolf Schuster. De president maakte tot 1989 deel uit van de communistische hiërarchie, maar beweert dat hij nooit in het regime geloofde en dat hij in het geheim ook altijd heeft vastgehouden aan zijn katholieke geloof - iets wat verboden was voor partijleden. Maar in tegenstelling tot de Tsjechische president Vaclav Havel, die de veroordeling van Lorenc begroette en stelde dat alle communistische misdaden bestraft moeten worden, liet Schuster na 5 december niets van zich horen. Hij heeft ook nog geen commentaar gegeven op de nog recentere onthullingen in de media dat talrijke voormalige StB-agenten nog steeds voor de Slowaakse overheid werken - onder meer voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie, voor de Slowaakse Geheime Dienst (SIS) en voor de Financiële Politie. SIS-chef Vladimir Mitro zag zich zelfs gedwongen toe te geven dat bijna 8 procent van zijn medewerkers voormalige StB-agenten zijn. Minister van Justitie Jan Carnogursky, die zelf een tijd in de gevangenis doorbracht tijdens het communisme, heeft herhaaldelijk geëist dat alle geheime dossiers van voormalige veiligheidsagenten zouden worden vrijgegeven, maar zijn collega’s in de regering wilden daar niet van weten. Maar de onduidelijkheid die daaromtrent blijft bestaan, kan Slowakije nog duur komen te staan in zijn relatie met de rest van Europa.