De zaak was aangespannen door een 39-jarige Turkse ondernemer. „De uitspraak geldt voor iedere Turkse staatsburger die zonder visum naar Nederland komt om zich hier te vestigen”, stelt Edjer Köse, de advocaat van de man. Dit is volgens Köse een gevolg van het Verdrag van Ankara.

De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse autoriteiten niet hebben aangetoond dat op de peildatum 1 januari 1973 voor Turken een visumplicht gold. „Daarom kan nu ook geen visum worden gevraagd aan Turkse onderdanen”, zo stelt Köse. Volgens Köse geeft de rechtbank hiermee voor het eerst uitvoering aan een uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 19 februari 2009.

De nu 39-jarige cliënt van Köse verzocht in het jaar 2000 om toelating op grond van het witte illegalenbeleid, maar zijn verzoek werd afgewezen. In 2008 diende hij een aanvraag in met het doel als zelfstandige in Nederland te werken. Ook deze aanvraag werd afgewezen.

Volgens Köse woonde de man toen al in Nederland en had hij een onderneming. Toen hij na een verblijf in Turkije zonder visum terugkwam naar Nederland, werd hij tegengehouden door de marechaussee. Daartegen maakte hij bezwaar, met de rechtszaak tegen het ministerie voor Immigratie en Asiel als gevolg.

De partijen kunnen binnen vier weken tegen de uitspraak in hoger beroep gaan.