Het water daalt, het niveau ook
Verdieping van de vaargeul in de Westerschelde. Havo 5 van het Calvijncollege bleef donderdag tijdens het aardrijkskunde-examen dicht bij huis. Het bleek overigens niet de gemakkelijkste opgave.
Dat laatste komt ook door het onnodig moeilijke woordgebruik, zegt docent drs. J. Karkdijk. „Een woord als ”dimensies” kun je op het vwo wel gebruiken, maar dat moet je in een havo-examen niet doen. Leerlingen vroegen me naar de betekenis, maar ik mocht niets zeggen.”
De opgave waarin het woord voorkwam, wordt door Jorine van Klinken, Evelien Huigen, Gertrude Melis en Elina de Jong eenparig het moeilijkste onderdeel van het examen genoemd. Nadeel van het toenemende aantal inzichtvragen: „Je hebt van alles geleerd wat ze helemaal niet vroegen.”
„Vrij moeilijk” vond Karkdijk het examen. „Dat is elk jaar zo. Daarom heeft er voor aardrijkskunde op de havo elk jaar een behoorlijke opwaardering plaats, terwijl dat op het vwo niet nodig is. Dat zal nu ook wel weer gebeuren. Het was wel een evenwichtig examen. De vragen waren goed gespreid over de leerstof en zowel de kennis als verschillende vaardigheden werden aangesproken.”
Vmbo’ers uit de basisberoepsgerichte leerweg bogen zich donderdag over geschiedenis en Engels, de andere leerwegen over aardrijkskunde en wiskunde. Vwo deed Duits en wiskunde, de havisten aardrijkskunde en Engels.
Daarbij overkwam hen niet wat de leerlingen van een school in Goes moesten verduren: die zouden donderdag een examen op proef op de computer doen. Na het openen van de enveloppen werden op pagina 2 de antwoorden in plaats van de opgaven ontdekt. Onverrichterzake konden de leerlingen naar huis.
De vmbo’ers die op het Calvijncollege aardrijkskunde deden, bleven langer in de zaal, maar stonden ook al vroeg weer buiten. „Het was wel erg kort en erg gemakkelijk”, vindt hun leraar, H. W. van Eenennaam. „Er kwamen ook heel weinig geografische begrippen in voor.” Termen als grijs water en brak water bleken voor sommige leerlingen een hobbel, ook al hoeven ze maar over de dijk te kijken om het te zien. „Aardige vragen” vond Van Eenennaam de opgaven over het Aralmeer, dat de afgelopen veertig jaar 75 procent gekrompen is, en het Bajkalmeer, dat naar alle waarschijnlijkheid niet zo zal krimpen. Beide verschijnselen moesten de leerlingen verklaren.
Het examen tekent wel de devaluatie van het vak, vindt de docent. „In vergelijking met vijf jaar geleden wordt er veel minder kennis en -ondanks de verschuiving van het accent naar vaardigheden- veel minder inzicht gevraagd. Het geografische karakter wordt een beetje naar beneden gehaald. Sommige vragen zouden ook in een examen techniek of natuurkunde passen.”
Ook drs. B. van Dam, leraar Duits op het vwo, signaleert die niveaudaling. Het examen was volgens hem dan ook goed te doen. Toch zitten bijna al zijn leerlingen de tijd volledig uit. „Dat is vwo’ers eigen. Die benutten de tijd vaak helemaal.” Sinds vorig jaar bevat het examen ook open vragen. „Het komt nu aan op redelijk kunnen formuleren. Daar lieten mensen vorig jaar nog wel eens punten liggen.”
Moeilijk was Duits niet, zegt Stavenissenaar Mark de Ruiter. „’k Heb een talenknobbel, maar Engels ging donderdag matig. Duits viel mee.”
Nogal wat docenten signaleren dat de examenmakers erg voorzichtig zijn geweest. „Het vmbo mag natuurlijk niet mislukken. Maar als ze deze trend vasthouden, gaat dat wel ten koste van het niveau.”
Arnold Schrier is opgelucht als hij zijn vmbo-examen wiskunde achter de rug heeft. „Ik had moeilijker verwacht.” Vooral het slot -berekeningen rond het aantal lichtsignalen van een vuurtoren- was een opsteker.
Rinske van der Wielen is niet gerust op het eindresultaat van Erik-Jan Westmaas: „Jij was te snel klaar.” Erik-Jan: „Welnee, het ging lekker.” Henrieke Vermaas onderschrijft die uitspraak niet. „Ik ben gewoon slecht in wiskunde. Ik hoop op een 4 voor het vak, dan heb ik precies genoeg. En om een 4 te halen, heb ik bij dit examen een 2,7 nodig.” Erik-Jan bemoedigend: „Dat krijg je al als je alleen maar je naam erop schrijft.”
„Niet erg moeilijk”, onderschrijft docent J. Dekker het oordeel van de meeste leerlingen. En ook hier: „Er wordt steeds minder wiskundige kennis en steeds meer algemeen inzicht verwacht. De formules die ze vroeger zelf moesten weten, kregen ze nu voor het eerst op een erratablad erbij. Door de teruggang van het wiskundig gereedschap krijg je in de lessen steeds meer herhaling en kun je minder nieuwe stof aanbieden. Leerlingen zijn door het veelvuldige gebruik van rekenmachines rekenkundig vaak ook niet zo sterk meer.” Opgaven worden meer dan vroeger in een context geplaatst. „Dat benadeelt zwakkere leerlingen, die zich steeds weer in een nieuw probleem moeten verdiepen”, vindt Dekker.
De havisten kregen bij Engels tien teksten voor hun neus, waarvan met name tekst 5, 6 en 7 volgens docent C. van Zweden aan de pittige kant waren. „Daar werd nogal wat kennis verondersteld.” Het oordeel van de leerlingen loopt uiteen van „’t ging best” tot „bie mien ging ’t echt voor geen meter.” Andere examinandi houden zich inmiddels bezig met draafoefeningen in de hal. Afreageren. „Zeg, dit is de laatste dag dat we samen hier op school zijn; zou je niet effe normaal tegen me doen?”