„Sola Scriptura bedoeld om afstand tussen tekst en lezer te bewaren”
UTRECHT – „We kunnen het sola Scriptura, alleen de Schrift, niet zomaar overzetten van de tijd van de Reformatie naar vandaag”, aldus nieuwtestamenticus dr. A. W. Zwiep. „Er komt dan te veel mee van de specifieke historische context van toen en er wordt te weinig rekening gehouden met de veranderde context van nu.”
De universitair docent Nieuwe Testament en hermeneutiek aan de Vrije Universiteit hield gisteravond voor de gereformeerde theologen studentenvereniging Voetius in Utrecht een lezing met als titel: ”Sola Scriptura. Over de houdbaarheidsdatum van een begrip in het licht van Wesley en Gadamer”.
Dr. Zwiep legde uit waarom de huidige tijd een heel andere is dan de tijd van de Reformatie, waarin het begrip sola Scriptura opkwam. Het is dan ook de vraag „hoe we het begrip sola Scriptura op verantwoorde wijze de eenentwintigste eeuw binnen kunnen loodsen.” Voordat er een antwoord op deze vraag kan worden gegeven, moet het eerst helder zijn wat sola Scriptura in de tijd van de Reformatie inhield. Volgens dr. Zwiep zijn daarover nogal wat misverstanden. „Sola Scriptura betekent niet dat je bij de uitleg van de Bijbel kunt volstaan met ”lezen wat er staat”. Het betekent ook niet dat je je als individuele Bijbellezer niets hoeft aan te trekken van wat anderen zeggen zolang je je maar op de Schrift beroept. Het betekent al helemaal niet dat de Schrift op alle vragen een antwoord heeft.”
Om te weten wat het sola Scriptura wel inhoudt, moeten we naar de historische context kijken, zei hij. Tegenover de rooms-katholieke theologen stelden de reformatoren dat de Bijbel een helder boek is, dat door alle gelovigen kan worden gelezen. „De kern van het sola Scriptura is wellicht het beste weer te geven door te zeggen dat de Bijbel op eigen benen kan staan, en niet gebonden is aan de uitleg van de kerk. Het sola Scriptura is bedoeld om een gepaste afstand tussen de tekst en de lezer in stand te houden.”
Dr. Zwiep probeerde de relevantie van het sola Scriptura voor vandaag te laten zien aan de hand van het denken van de opwekkingsprediker John Wesley en de twintigste-eeuwse filosoof Hans-Georg Gadamer. Volgens hem benadrukten zij allebei dat niet alleen de Schrift, maar ook de traditie, de rede en de ervaring een belangrijke rol spelen bij het uitleggen van de Bijbel. Hierdoor wordt de uitleg van de Bijbel niet vastgelegd door middel van de leer van de kerk, maar blijft er afstand tussen ons en de tekst. „Zo’n afstand kan heilzaam zijn. We hebben die nodig om de stem van de Schrift als eigen stem, als andere stem, als tegenover, te kunnen horen. Hierin ligt de betekenis voor vandaag.”
Psalm 137
Om de relevantie van deze afstand tussen tekst en lezer te verduidelijken, kwam het voorbeeld van geweld in de Bijbel aan de orde. Dr. Zwiep maakte hier in navolging van de godsdienstfilosoof Nicholas Wolterstorff onderscheid tussen wat God zegt in de Bijbel en wat mensen in de Bijbel zeggen. „Natuurlijk kun je God niet in de schoenen schuiven dat de dichter van Psalm 137 zijn vijanden verwenst en oproept om kinderhoofdjes tegen de rotsen te slaan.” Hierdoor „is er de ruimte afstand te nemen, die kan helpen om de heilsverkondiging helderder in het licht te stellen. Het Evangelie moet ook echt Evangelie, een goede boodschap blijven. Juist door de fundamentele andersheid van de Bijbel wordt de uitlegger gedwongen na te gaan waar het in de Bijbel nu werkelijk om gaat.”
Op een vraag van een student of het ook niet goed nieuws is dat Gods vijand is verslagen, antwoordde dr. Zwiep door te stellen dat er in Psalm 137 dan nog steeds sprake is van de dood van onschuldige kinderen. „Vaak is het nog wel mogelijk om het geweld in een theologisch systeem rond te krijgen, maar het wordt pas echt ingewikkeld wanneer je je probeert te verplaatsen in de positie van de ander. Als we het niet begrijpen, kunnen we uiteindelijk niets anders doen dan op God vertrouwen dat het toch uiteindelijk goed komt.”