400 jaar King James Version: Bijbel zonder kanttekeningen
Van Amerikaanse presidenten tot arme liedjeszangers hebben de afgelopen 400 jaar uit de King James Version (KJV) van Bijbel geput. Aanvankelijk was het alleen de koning zelf die een nieuwe vertaling wilde. Maar uiteindelijk liep de hele wereld ermee weg.
De opdracht tot een nieuwe Bijbelvertaling was in 1604 een van Jacobus’ eerste grote besluiten. En hij is er direct onvergetelijk mee geworden.
In 1603 had hij als koning van Schotland het Engelse rijk erbij gekregen. De Engelse jas zat hem duidelijk beter dan de Schotse.
Jacobus geloofde dat koningen op de troon van God zaten. Als de Franse Zonnekoning zou hebben gezegd: „De staat, dat ben ik”, zou Jacobus als een echte Stuart daarvan hebben gemaakt: „Kerk én staat, dát ben ik.”
In Schotland werkte dat niet. Daar had de koning zich te schikken in de besluiten van de presbyteriaanse ”Kirk”. In Engeland werd hij daarentegen zelf hoofd van de Anglicaanse Kerk en kon hij via de bisschoppen de koers bepalen. In geen enkel land heeft na de Reformatie de kwestie van de kerkregering tot zo veel verdeeldheid en conflict geleid als in Engeland en Schotland.
De titelpagina van de King James Version bevatte daarom een opdracht aan Jacobus, „koning van Groot-Brittannië, Frankrijk en Ierland.” Maar Groot-Brittannië bestond in 1611 nog lang niet en koning van Frankrijk is hij ook nooit geworden. Jacobus leefde in een wenswereld en verlangde dat de Bijbel die wensen zou ondersteunen.
Als koning van Engeland droeg Jacobus ook de titel ”verdediger van het geloof”. Hij zag zichzelf als de protestantse paus van Europa. Daarom tekende hij in de Nederlanden bezwaar aan tegen de benoeming van Conradus Vorstius als opvolger van Arminius. Zijn protest was een belangrijke steun voor prins Maurits.
Puriteinen
Juist omdat koning Jacobus uit Schotland kwam, was er één groep in Engeland die veel van hem verwachtte; de puriteinen. Zij vonden dat er in de Engelse kerk te veel paapse resten waren achtergebleven, zoals het buigen bij de naam van Jezus, een kruis slaan bij de doop en de overdreven ambtskleding. Bovendien zouden zij de Bijbelvertaling die men in Schotland gebruikte, de Geneefse Bijbel uit 1560, ook wel in Engeland willen gebruiken.
Koningin Elizabeth had nooit willen luisteren naar hun bezwaren. Hoewel de puriteinen (toen nog) weinig contact hadden met hun presbyteriaanse broeders en zusters in Schotland, gingen ze ervan uit dat er met Jacobus beter te praten viel. Stond hij immers niet bekend als de koning-theoloog?
Namens meer dan duizend puriteinse predikanten kreeg Jacobus daarom een verzoekschrift tot nadere hervormingen in de kerk. Maar dat werd een grote teleurstelling.
De puriteinen wisten blijkbaar niet dat de koning hen ooit een „pest” had genoemd. Bovendien had Jacobus als koning van Schotland al vaker geprobeerd ook daar het bisschoppelijke systeem in te voeren. Tevergeefs, maar als de puriteinen beter geïnformeerd waren, hadden ze de koninklijke ambities gekend.
Door zijn afkeer van de puriteinse partij liet Jacobus zich in Londen direct in de Engelse kerkpolitiek trekken. Zijn nieuwe vertrouweling (aankomend aartsbisschop Richard Bancroft) slijmde bij de koning door te appelleren aan zijn „goddelijk recht.” De vorst moest zich realiseren dat een monarchie zonder bisschoppen niet kon bestaan. Die puriteinen waren dus evenzeer een bedreiging voor hem als de papisten.
Conferentie
Toch belegde Jacobus een conferentie om het puriteinse verzoekschrift te bespreken. Als er geen (echte) pest had gewoed, zou die nog in 1603 hebben plaatsgevonden, maar nu werd het begin 1604.
Op Hampton Court in Londen waren maar vier puriteinen uitgenodigd, tegen negentien mensen van het establishment, en deze vier puriteinen waren nog niet eens de meest uitgesprokene. De koning opende de conferentie met een lange redevoering, met als boodschap dat hij de beslissende rol in kerkelijke zaken had.
Een paar dagen lang spraken ze over de bezwaren. Jacobus hoorde iedereen aan, maar verklaarde alle klachten uiteindelijk ongegrond.
Of de puriteinse partij ten slotte dan misschien nog andere gesprekspunten had, vroeg de koning. En toen moet John Rainolds (ook wel Reynolds) iets hebben gezegd over een nieuwe Bijbelvertaling.
Jacobus hapte gelijk toe, maar Bancroft bromde: „Als elks humeur zou worden gevolgd, kwam er geen einde aan nieuwe vertalingen.”
Waarom Rainolds een nieuwe vertaling verzocht, is wetenschappers nog altijd onduidelijk. De puriteinen waren heel tevreden met hun Geneefse Bijbel en zijn calvinistische kanttekeningen. Van een breed verlangen naar een nieuwe vertaling is uit deze kring niets bekend.
Maar de koning zag in Rainolds’ verzoek juist een manier om op elegante wijze van de Geneefse vertaling af te komen. Die beschouwde hij als de „slechtste van alle.”
Vooral de kanttekeningen daarin vond hij „gevaarlijk en partijdig.” Ze waren inderdaad republikeins, wat wil zeggen dat zij de koning ónder het goddelijk recht plaatsten en er niet aan gelijkstelden. Daniël bijvoorbeeld kwam door zijn gehoorzaamheid aan God in de leeuwenkuil, maar zonder daarmee het koningschap af te breken, want de koning „behoort niets te gebieden waarmee God wordt onteerd.”
En de Hebreeuwse vroedvrouwen in Egypte waren „wettig ongehoorzaam.” Een koning-theoloog met een absolutistische neiging hoorde hier toch maar liever een andere uitleg.
Apocrief
Vanaf nu ging het vertaalwerk van start. Alle boeken (zowel de canonieke als de apocriefe) werden over zes commissies verdeeld. Ongeveer vijftig wetenschappers werkten eraan mee, onder wie ook puriteinen.
Bancroft –die de leiding had gekregen en zo voor de zaak werd gewonnen– stelde de vertaalregels op. Het ging niet om een nieuwe vertaling maar om het „verbeteren van andere goede vertalingen”, zo stond later in een uitgebreide inleiding.
Er waren vijf Engelse Bijbels die men als voorbeeld nam, waarvan de Tyndalebijbel uit 1525 de oudste was. Steevast zou men vertalingen uit die eerdere edities overnemen, tenzij die in strijd waren met de grondtaal.
Deze methode was trouwens niet uniek. Ook van de Geneefse Bijbel is vastgesteld dat die 80 procent van de Tyndalebijbel heeft overgenomen.
Men koos wel voor een letterlijke vertaalmethode, maar toch ook niet al te „dogmatisch”, zoals de inleiding zegt. Als er binnen een grondtekst één woord meermalen voorkwam, gebruikte men in het Engels gewoon synoniemen. Er is in de evangeliën een paralleltekst met een identieke grondtekst (Mattheüs 26:41 en Markus 14:38) die in de King James Version toch verschillend is weergegeven.
Andere regels waren dat alle woorden in de grondtekst zouden worden vertaald, zo mogelijk zelfs in dezelfde volgorde.
Ook de koning had nog wensen. Hij wilde niet alleen in de Bijbel lezen dat hij koning van Frankrijk en Groot-Brittannië was, maar ook dat de apostolische kerk al bisschoppen had. Sommige oudere vertalingen hadden de Griekse woorden ”ekklesia” en ”presbyter” niet vertaald als ”kerk” en ”priester”, maar als ”gemeente” en ”oudste”. Taalkundigen mochten dat misschien verdedigen, in de Engelse staatskerk kon dat niet meer.
Het belangrijkste verlangen van de koning was een Bijbel zonder kanttekeningen. Blijkbaar vond hij het risico daarvan te groot. In de volksmond werd deze editie daarom later de „Bijbel zonder noten.”
Shakespeare
Door de aansluiting bij oudere Bijbels overleefde ook ”thou” (waar de Nederlandse Statenvertaling ”gij” gebruikt). In het meervoud wordt wel ”you” gebruikt (waar de Statenvertaling ”gijlieden” heeft).
Taalkundigen hebben –onder meer in rechtbankverslagen– vastgesteld dat rond 1575 het gebruik van ”you” ook in het enkelvoud al was ingeburgerd, maar dan als beleefdheidsvorm. ”Thou” was iets wat je onder gelijken gebruikt. Zo gebruikt ook de dichter Shakespeare het. De King James kent echter geen aparte beleefdheidsvorm.
”Thou” heeft parallellen in andere talen. Het Engelse ”thou hast” lijkt op het Duitse ”du hast” en Friese ”do hast”.
Maar even interessant is de overeenkomst met het Nederlandse gij. Beide woorden komen nog steeds voor in dialecten waar geen aparte beleefdheidsvorm bestaat.
Maar in behoudende kerken in de Engelssprekende wereld wordt ”thou” echter tegelijk als verheven beschouwd, zodat –net als het Nederlandse gij– juist dit woord in gebeden wordt gebruikt om God aan te spreken.
De King James Version was bedoeld „om te worden gelezen in de kerken.” Tijdens de revisie werd daarom de complete tekst aan elkaar vóórgelezen.
John Seldon
De ontvangst werd –zoals vaker bij nieuwe Bijbelvertalingen– met scepsis overgoten. De hebraïcus John Seldon richtte zijn pijlen op de letterlijke vertaling en stelde dat de nieuwe editie „meer uit Engelse woorden dan uit Engelse zinnen” bestond. Voor theologen voldoet dat misschien, maar „zodra gewone mensen dit moeten lezen, gunst, wat een onzin brouwen ze ervan.”
Toch bezit de King James op de een of andere wijze een grote elegantie in stijl, waardoor die nog altijd goed (voor)leesbaar is. Wetenschappers zien de zwakke leesbaarheid bijvoorbeeld als de reden waarom de American Standard Version weer in de vergetelheid is geraakt, hoewel die nauwkeuriger zou zijn in de vertaling dan de KJV.
Of het de elegantie van de King James Version was of iets anders, uiteindelijk aanvaardden ook de puriteinen deze vertaling. In Schotland duurde het wel wat langer. Maar ook na 1674 vindt men daar geen melding meer van de Geneefse Bijbel.
Bij de presentatie in 1611 hadden zich verschillende drukkers over de nieuwe Bijbel ontfermd. Een hele Bijbel drukken was altijd nog een ingewikkeld gebeuren. Spelling en interpunctie werden naar believen aangepast. In 1769 legden wetenschappers van de universiteit van Oxford al die edities naast elkaar en vonden 24.000 verschillen. Hierop publiceerden zij in Oxford een tekst in nieuwe spelling die vandaag nog steeds geldt als standaard.
De King James ging de geschiedenis in als de ”Authorised Version”. Of de vertaling daadwerkelijk is geautoriseerd, weet niemand, omdat veel archieven uit die tijd door een brand zijn verwoest.
Wel weten we dat deze KJV 250 jaar lang de onbetwiste vertaling was. Het werd het „nobelste monument voor het Engelse proza.” Niet alleen Engelse koningen leefden ermee, maar ook republikeinse presidenten in Amerika. Deftige dichters zowel als eenvoudige liedjeszangers. En vergeet niet de vele kleine kinderen, die de koningsbijbel gebruikten om te leren lezen.
Dit is de eerste aflevering van een serie over 400 jaar King Jamesbijbel.