Ontslag om overgewicht
Vanuit maatschappij en overheid is er veel aandacht voor het bevorderen van een gezonde levensstijl. Dit heeft ook zijn weerslag op het recht, zoals bij het wettelijk rookverbod. Inmiddels dringt het fenomeen zich echter ook op in het arbeidsrecht. Mag een werkgever eisen stellen op het gebied van levensstijl? Mag hij iemand ontslaan die door overgewicht niet langer in staat is zijn functie adequaat uit te oefenen?
Arbeidsrechtadvocaat Sagel (Advocatenblad 1) doet al jaren onderzoek naar deze problematiek, daartoe aangezet door de uitspraak van een kantonrechter die een te dikke scheepskok zonder vergoeding ontsloeg toen die ondanks instructies er niet in slaagde af te vallen. Te kort door de bocht, volgens Sagel. Bij overgewicht spelen meer facetten een rol die niet alle op het conto van de werknemer zijn te schrijven. Genetische factoren, sociale omgeving en de beroepsgroep zijn minstens zo belangrijk. Overgewicht en obesitas zorgen ondertussen wel voor hoge kosten wegens verzuim en arbeidsongeschiktheid, naar schatting jaarlijks meer dan 2 miljard euro.
Intussen is er voor werkgevers niet veel ruimte om hierbij sturend op te treden. Alleen als het gaat om een direct verband met geschiktheid voor de functie of omwille van de veiligheid zou beïnvloeding mogelijk zijn. Daarnaast kan een werkgever ongezond voedsel uit de kantine weren en mensen in de gelegenheid stellen te sporten en op normale tijden te eten. „De bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het werkgeversgezag strijden hier om voorrang.”
Wel ontwaart Sagel een steeds sterkere stroming die vindt dat „we er wat aan moeten doen.” Steeds meer risico’s worden op de werkgever afgewenteld. Als iemand tijdens het sporten geblesseerd raakt, betaalt de werkgever de rekening. „Dan mag hij zich ook wel wat meer met die privésfeer bemoeien.”
In het Nederlands Juristenblad 2 valt een origineel pleidooi te lezen van de Amsterdamse rechter Korthals Altes dat ingaat tegen de heersende trend om zaken zo snel mogelijk weg te werken. Recent is de positie van het slachtoffer in het strafproces versterkt door spreektijd tijdens de berechting van de dader. De auteur wijst erop dat in Amerika doorgaans het strafproces is opgedeeld: een jury beslist over de vraag of een verdachte schuldig is, waarna de rechter apart de strafmaat bepaalt. Daardoor wordt voorkomen dat een slachtoffer het oordeel van de jury te veel beïnvloedt.
In Nederland gebeurt alles tegelijk: de rechter beantwoordt de vraag of de aanklacht is bewezen en bepaalt de strafmaat. Het slachtoffer wordt echter al gehoord voordat de rechter beslist of de verdachte het delict wel heeft begaan en dus voordat vaststaat dat het slachtoffer ook echt slachtoffer is van deze dader. Zolang de verdachte bekent is dat allemaal niet problematisch en een professionele rechter zal zich niet snel laten beïnvloeden door de emotionele uitingen van een slachtoffer. Maar diens optreden kan wel leiden tot onverkwikkelijke en voor de rechter niet altijd even gemakkelijk te hanteren situaties als de verdachte ontkent.
In ieder geval zal de rechter zich dan strikt neutraal moeten opstellen –alleen al om wraking te voorkomen– en dat kan lastig zijn als hij daardoor elk teken van empathie voor het slachtoffer moet vermijden. Ook kan het ertoe leiden dat een slachtoffer afgekapt moet worden bij opmerkingen over de eventuele schuld van de verdachte. De vraag is dan of het slachtoffer zich werkelijk gehoord voelt.
De auteur bepleit dan ook een gefaseerde behandeling, waarin tijdens de hoofdzitting de vraag naar de strafbaarheid wordt beantwoord, gevolgd door een tweede zitting over de strafmaat waarin het slachtoffer wordt gehoord. Dit zal „organisatorische elasticiteit” vergen, maar die moet kunnen worden opgebracht.
Tot slot is altijd amusant om bekende advocaten hun kritiek op elkaar via de vakbladen te zien spuien. Het Advocatenblad besteedt aandacht aan een bijdrage van Ties Prakken, emeritus hoogleraar strafrecht en advocaat, in het linkse blad De Helling. De verdediging van PVV-leider Wilders was een slap verhaal, waarin Wilders bovendien tekort werd gedaan, aldus Prakken. Zij hoopte op een doorwrocht betoog over de vrijheid van meningsuiting. Moszkowicz beperkte zich echter tot „feitelijk geneuzel in de marge.” Die verdediging doet tekort aan Wilders. Hij laat na om via dit proces zijn politieke positie te legitimeren, terwijl dit proces zich daar bij uitstek toe leent.
Moszkowicz wil niet inhoudelijk reageren: „Je kunt merken dat mevrouw Prakken ouder wordt. Vroeger school er nog wel eens iets zinnigs in wat zij zei, tegenwoordig is dat nergens te ontwaren.” Bovendien is haar kritiek onjuist. Zij zou de enige zijn die kritiek op hem heeft, terwijl vriend en vijand hem juist gecomplimenteerd hebben met zijn verdediging. Zoveel wil hij er dan wel over kwijt.
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl