Overheid moet beter omgaan met digitale informatie
De snel toenemende omvang van overheidscommunicatie via de digitale snelweg vraagt om betere regelgeving, betoogt mr. Aline Klingenberg.
Nu overheden steeds vaker gebruikmaken van elektronische communicatiemiddelen, is het meer en meer van belang dat burgers ook over deze communicatiemiddelen kunnen beschikken. Daarbij gaat het met name om toegang tot internet. Als die toegang ontbreekt, wordt de communicatie met de overheid ernstig gehinderd. Dat vormt een belemmering voor het goed functioneren van een democratische samenleving.
Het belang van overheidsinformatie moet onderkend worden door het recht op toegang tot deze informatie als grondrecht op te nemen in de Grondwet.
Omdat volledige openbaarheid kan botsen met het recht op privacy, is het goed om duidelijkheid te krijgen over de vraag welke informatie de overheid op internet kan plaatsen in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en welke informatie daarvoor niet geschikt is. Wetgeving moet deze afweging expliciteren.
Een voorwaarde voor de toegankelijkheid van overheidsinformatie is een adequate informatiehuishouding door de overheid. Dat betekent onder meer dat elektronische overheidsinformatie op de juiste wijze bewaard wordt. Op dit punt kan er een belangrijke verbetering worden behaald, wanneer de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet worden geïntegreerd.
De publicatie van de vele vertrouwelijke WikiLeaksstukken laat maar al te duidelijk zien dat gevoelige (overheids)informatie zomaar op straat kan liggen en dat bescherming van burgers tegen informatieopslag dus beter moet. De WikiLeaksaffaire toont verder aan dat de overheid nog onvoldoende in staat is om elektronische informatie goed te beveiligen.
Belangrijk is verder dat overheidsorganen zelf instaan voor een betrouwbare en vertrouwelijke manier van verzenden. Dit is zelfs een uitgangspunt van de wettelijke regeling. Disclaimers op overheidswebsites en onder mailberichten van overheidsdiensten zijn strijdig met dit uitgangspunt en moeten daarom verdwijnen. In die disclaimers staat veelal dat de verzender niet aansprakelijk gesteld kan worden voor fouten in de berichtgeving. Een ander punt van belang hierbij is de authenticatie van berichten. Burgers moeten er zeker van kunnen zijn dat berichtgeving ook daadwerkelijk van de overheid afkomstig is.
De elektronische handtekening DigiD, die in het leven is geroepen ter authenticatie van communicatie, voldoet in meerdere opzichten niet. De DigiD kan in een aantal gevallen een te zwaar middel zijn voor authenticatie. In andere gevallen voldoet zij juist niet aan de strenge eisen die de wetgeving stelt aan een elektronische handtekening.
Om het digitaal verkeer tussen overheid en burgers beter te beveiligen en te waarborgen moet er een instituut in het leven worden geroepen dat toegang tot overheidsinformatie bewaakt en voorlichting geeft over de toegang ertoe. De Nationale ombudsman zou deze taak goed kunnen vervullen.
De auteur is als jurist verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Volgende week promoveert zij op een proefschrift over bestuursrechtelijke normen voor elektronische overheidsinformatie.