Binnenland

Stilstaan bij 1953, nacht vol verschrikking

NIEUWE-TONGE – Zwijgende mensen, sprekende woorden. Stil herdenkt Nieuwe-Tonge zijn doden. De woorden op het watersnoodmonument lichten op: „Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren.”

L. Vogelaar
1 February 2011 12:05Gewijzigd op 14 November 2020 13:31
Marianda van Alphen en Kirsten Noteboom legden maandagavond tijdens de tweede officiële herdenking van de ramp van 1953 in Nieuwe-Tonge samen met burgemeester P. Zevenbergen een krans bij het watersnoodmonument. Foto Wim van Vossen Fotografie
Marianda van Alphen en Kirsten Noteboom legden maandagavond tijdens de tweede officiële herdenking van de ramp van 1953 in Nieuwe-Tonge samen met burgemeester P. Zevenbergen een krans bij het watersnoodmonument. Foto Wim van Vossen Fotografie

Kou en duisternis, maandagavond tijdens de herdenking van de ramp van 1953. Net als toen, maar toen was er hevige storm, en soms geen enkel lichtpuntje meer, letterlijk, en figuurlijk. De orkaan zweepte de zee op. Het water besprong de eilanden, ontwrichtte de dijken, ontwrichtte het leven.

Nieuwe-Tonge betreurde 85 doden. Nadien bleef 1 februari een betekenisvolle datum. Maar herdenken gebeurde in stilte. Pas vorig jaar werd de eerste gezamenlijke herdenking gehouden. „Waarom niet eerder?” vraagt waarnemend burgemeester P. Zevenbergen zich hardop af. Waren de wonden te vers; was het verdriet te groot? „We denken aan de nacht van de verschrikking, aan de slachtoffers, aan hun nabestaanden.”

Zelf maakte Zevenbergen de watersnood mee in de Hoeksche Waard, toen polder Oudeland bij Strijen in de loop van de rampzondag onderstroomde. Later las hij zijn twee zonen wel vier of vijf keer het boek ”Oosterschelde, windkracht 10” van Jan Terlouw voor.

Honderden mensen luisteren in de hervormde kerk naar de 79-jarige schrijver, die vertelt hoe hij in 1976 tot deze publicatie kwam. „Ik verwerkte wel eens herinneringen in mijn boeken, maar iets van me afschrijven, dat kende ik niet. Maar in dit boek heb ik het gedaan.”

Daarbij ging het niet om Terlouws ervaringen uit 1953, toen hij met andere studenten uit Utrecht naar het rampgebied toog en er „vijf of zes dagen zandzakjes vulde en doorgaf. Al vergeet je niet dat je koeien op het water zag drijven en hoorde dat er een auto met verdronken mensen was gevonden.”

Het ging om zijn ervaringen als Tweede Kamerlid. Terlouw overreedde de D66-fractie zich tegen afsluiting van de Oosterschelde te verzetten. „Toen het besluit tot bouw van een pijlerdam was genomen, zat ik ermee: er was geen meerderheid voor, maar door drukmiddelen, zoals het dreigen met een kabinetscrisis, kregen we het voor elkaar. Was dit wel democratisch? Ja, concludeerde ik: afsluiting van de zeearm zou zo onherroepelijk zijn dat ik dat zwaar mocht laten wegen. Toen besloot ik: ik schrijf het van me af.”

Via zijn zwager –zoon van gemeentesecretaris Van de Wende uit Nieuwe-Tonge– kwam Terlouw bij tal van mensen die de watersnood hadden meegemaakt. Het eerste deel van het boek speelt dan ook in Battenoord, een buurtschap bij Nieuwe-Tonge die grotendeels werd weggevaagd. „In het tweede deel heb ik zo eerlijk mogelijk het dilemma beschreven waar we voor stonden: de Oosterschelde open, of dicht.”

Als Gelders commissaris der Koningin was Terlouw in 1995 nauw betrokken bij de evacuatie van 200.000 mensen vanwege dreigende doorbraak van de rivierdijken. „Toen heb ik veel aan 1953 teruggedacht.”

„De zee is sterk, de zee is breed…” Het lied ”De zee” klinkt door de kerk van Nieuwe-Tonge. Wim Soeters componeerde het voor de watersnoodherdenking van vorig jaar. „Als het water stijgt, dan kan er veel gebeuren…”

Ze zingen, de oude mensen die het zagen gebeuren; de jongeren die de verhalen kennen. Het refrein deint door de kerk: „Eb en vloed… Eb en vloed…”

Tijdens pastorale gesprekken hoort ds. H. J. T. Lubbers, hervormd predikant in het dorp, de flarden van verhalen. „Hartverscheurend.”

Straks zal Nieuwe-Tonge in een stille tocht naar het watersnoodmonument aan het Finlandplein gaan. Het gedenkteken toont „een omvergesleurd mens, worstelend met de golven.” Maar op dat monument staat Psalm 93:4. „De belijdenis dat de Heere regeert lijkt zo vaak te botsen met de werkelijkheid. Wat een vraagtekens kunnen we daarbij hebben. Het is een aangevochten geloofsbelijdenis. Voor dat geloof geven de omstandigheden niet de doorslag; het steunt op het Woord van God. De stromen verheffen zich, maar zullen de troon van God nooit omver kunnen werpen. Vaste Rots van mijn behoud. Hij wilde ondergaan in de zee van Gods toorn, maar stond ook op uit de dood en kan nu zeggen: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. Hij geeft niet op alle vragen antwoord; Hij geeft ook geen rekenschap, maar wel de belofte: De Heere in de hoogte is geweldiger. Dat kan overgave geven.”

Marianda van Alphen leest de berijmde verzen voor: „…Het siddert al op ’t woedend stroomgedruis. Maar, Heer’, Gij zijt veel sterker dan ’t geweld… Uw trouw zal nooit vergaan…”

In een lange rij trekken de Nieuwe-Tongenaren van de kerk naar het Finlandplein. De naam herinnert aan de gulhartige hulp uit het buitenland na de ramp. De kerkklok beiert; een krans wordt gelegd. Na een trompetsignaal daalt de stilte over het dorp. Nieuwe-Tonge herdenkt de ramp, „de nacht van verschrikking”, 58 jaar geleden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer