Verliefd stel op zondag bij elkaar
De kerkgeschiedenis is als een brede rivier met tal van zijtakken. Een ‘afgescheiden’ gemeente die een kwarteeuw bestaat kan met net zo veel recht en evenveel enthousiasme kerkgeschiedenis schrijven als een hervormde gemeente van 300 jaar.
Er verschijnen steeds weer nieuwe herdenkingsbundels. Toch blijven sommige onderwerpen onderbelicht. Neem de notulen van de classisvergaderingen van, bijvoorbeeld, de Gereformeerde Gemeenten. Het kerkverband bestaat sinds 1907.
Onlangs trof ik zo’n bundel classisnotulen aan. Er zaten er zelfs enkele uit Amerika bij, zoals die van de classis Oost van 3 november 1925, over typisch Amerikaanse problemen. Hoe te handelen met een lid van de –inmiddels opgeheven– gemeente West-Sayville bij New York, dat „weinig ter kerk komt en ook lid is van de Ku Klux Klan?” Uit mijn jeugd herinner ik me persberichten over deze extreem rechtse organisatie, met foto’s van gemaskerde mannen. Was daar een lid van die gemeente bij? Onvoorstelbaar, toch?
Ook dichter bij huis waren er vraagstukken. Wat te denken van een huwelijk tussen oom en nicht, nog afgezien van een onfatsoenlijk groot leeftijdsverschil? En een vraag uit Dirksland: hoe ga je om met leden die aandelen hebben in de suikerfabriek waar op zondag wordt gewerkt?
In Moerkapelle was een verliefd stel. Belijdeniscatechisanten. Maar… ze waren op zondag bij elkaar „en weigeren van den omgang op Zondag af te staan. ’s Avonds brengt de jongeman het meisje, dat op eenigen beduidenden afstand van de kerk woont, zonder noodzaak thuis.” Tijdgebonden problematiek?
Een naburige gemeente wees erop dat Samuël Rutherford ergens over „zalige val” schrijft. Augustinus deed dat ook al, zo werd opgemerkt. Maar ’t is verkeerd. „Zooiets moet niet gelezen worden, daar de val rampzalig is.” De preek lezende ouderling moest het rode potlood maar hanteren.
Kunnen NSB’ers belijdenis afleggen? Een terugkerende vraag. In Gouda was er zelfs een lid dat „de NSB openlijk propageert met Volk en Vaderland”, het partijblad. „Het beginsel der NSB wordt veroordeeld”, zo werd genoteerd. In dezelfde gemeente was een man die een dameskapsalon had waar men ”polca-haar” knipte. De gemeente was in beroering geraakt omdat deze kapper zich via dagbladen aandiende. Censuurwaardig?
In Middelharnis werd eind 1941 een diaken kandidaat gesteld van wie de kerkenraad ter ore kwam dat hij een radiotoestel in huis had. De broeders besloten om in het vervolg geen radiobezitters te kandideren. Hoe dacht de classis hierover? „Hoewel oordeelend dat van radio een zeer wereldsch gebruik kan worden gemaakt en inderdaad dikwijls gemaakt wordt” liet men elke kerkenraad vrij in zijn oordeel hierover. We zijn nu bijna zeventig jaar verder. Na de radio (zonder filter) kwam de tv (eveneens zonder filter) en na de tv, internet. Hadden de broeders het vroeger zo veel makkelijker? Vroeger was het beter, hoor ik nog wel eens. Doet me denken aan die predikant die zei: „Dat kan er maar één gezegd hebben: Adam.”