De dienstplicht voorbij
Het is dinsdag vijftien jaar geleden dat er in Nederland een einde kwam aan de militaire dienstplicht. Op 1 februari 1996 stelde de Nederlandse regering de opkomstplicht voor onbepaalde tijd uit. Dit betekent dat er geen mannen van 18 jaar meer worden opgeroepen om hun dienstplicht te vervullen, zolang de veiligheidssituatie dat niet vereist. Drie voormalige dienstplichtigen en een voormalige generaal blikken terug op hun periode in het leger.
Naam: Ds. J. J. Tigchelaar, Putten.
Gediend: Van 1969 tot 1990 in Harderwijk, ’t Harde, Wezep, Schaarsbergen, Apeldoorn en Nieuwersluis.
Functie en rang: Legerpredikant. Van majoor tot overste.
Precies twee dagen heeft J. J. Tigchelaar (80) gediend als dienstplichtig militair. Toen verleende de krijgsmacht hem vrijstelling. In de 21 jaar dat ds. Tigchelaar werkte als legerpredikant heeft hij echter duizenden dienstplichtigen gesproken.
De sfeer onder soldaten was niet altijd best. „Dienstplichtigen vroegen zich vaak af wat ze zaten te doen. De dienstplicht was ingesteld om een tsunami aan Russen en kozakken tegen te houden, maar niemand geloofde dat die ooit zouden komen. Het was ook schizofreen: je werkt aan iets om het niet te laten gebeuren.”
Ds. Tigchelaar signaleert een groot verschil tussen toen en nu. „Het niveau onder de manschappen lag een stuk hoger. Onder de dienstplichtigen zaten ook veel afgestudeerden. Er wordt beweerd dat tegenwoordig behoorlijk wat jongeren die elders niet de bak kunnen komen, hun plek vinden in de krijgsmacht.”
Christenen hadden het niet altijd makkelijk op de kazerne. „Het leger is een echte mannenmaatschappij.” Een christen heeft het echter nooit makkelijk in een seculiere omgeving, nuanceert de pastor. „Er is in het leger ook veel kameraadschap, de jongens staan ook vaak voor elkaar klaar.”
Ds. Tigchelaar had zo zijn eigen aanpak. „Als een officier vloekend de mess binnenkwam, gaf ik een vreselijke brul. „Wat is er”, vroegen ze verschrikt. Ik zei: „Zou een hond niet blaffen als zijn Meester wordt aangevallen?” Ik heb altijd met plezier in het leger gewerkt.”
De legerpredikant voelt –„theoretisch”– voor herinvoering van de dienstplicht. Of een sociale dienstplicht. „Het is goed om jongeren wat discipline, waarden en normen bij te brengen. Ze moeten leren niet alleen aan zichzelf te denken.”
Tegelijk wijst hij erop dat de dienstplicht praktisch niet meer uitvoerbaar is. „We hebben geen kader meer, geen kazernes, zelfs geen schoenen. Als er ooit oorlog uitbreekt, moeten we alles eerst van de grond af opbouwen.”
Naam: Dick Berlijn.
Gediend: Van 1969 tot 2008 op vliegbasis Leeuwarden en Twenthe.
Functie en rang: Chef-defensiestaf. Van officier tot generaal.
Gediend als dienstplichtige heeft hij nooit, samengewerkt met hen wel. Generaal b.d. Dick Berlijn heeft een uitgesproken mening over herinvoering.
Na zijn officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda begon Berlijn in 1973 een militaire vliegopleiding. Als piloot zat hij achter de stuurknuppel van NF-5A, Starfighter en F-16.
Dienstplichtigen kwamen vooral bij de landmacht terecht. „De dienstplichtigen die bewust voor de luchtmacht kozen, waren vaak al wat gemotiveerder dan de anderen.” Ook Leeuwarden kreeg echter dienstplichtigen met een grotere ervaring in het uitgaansleven dan in de schoolbanken.
Een barmedewerker bijvoorbeeld. Regelmatig stond de marechaussee ’s ochtends met hem op de stoep. „Een zielig hoopje mens, met een enorme kegel, tussen twee potige kerels. „Is deze van jullie?” Ik heb hem bij zijn afzwaaien een keer meegenomen achter in mijn Starfighter. Die vent bleek echter uitstekend bestand tegen G-krachten.”
De generaal pleitte bij zijn afscheid in 2008 voor een herinvoering van de dienstplicht, sociaal of militair. „Niet om personeelstekorten bij Defensie op te lossen, maar juist om mensen een steentje te laten bijdragen aan de maatschappij. Iets waar je aan bijdraagt, krijgt waarde.”
Bij een eventuele herinvoering moet het roer om. „De traditionele dienstplicht functioneerde niet naar behoren. Een derde van de kandidaten moest onder de wapenen, terwijl twee derde alvast carrière kon gaan maken. Zo moet het niet. Het moet eerlijk.”
Een dienstplicht –in ziekenhuis, jeugdzorg of bij de politie– van enkele maanden kan jonge adolescenten verantwoordelijkheidsgevoel, incasseringsvermogen, teamgeest en discipline bijbrengen. „Ze gaan daardoor wat rechterop lopen, worden wat volwassener.”
„Niet overbodig”, oordeelt de oud-generaal. „We gaan soms erg slordig met elkaar om. We beschadigen elkaar, soms ongemerkt, zo gemakkelijk. Mensen moeten ervan doordrongen zijn dat het goede in de samenleving niet vanzelfsprekend is.”
Naam: R. Bisschop, Veenendaal.
Gediend: Van 1977 tot 1978 in Nunspeet.
Functie en rang: Soldaat der eerste klasse bij de 13 bevoorradingscompagnie.
Bisschop –historicus, politicus en directeur van het Wartburg College, locatie Revius, in Rotterdam– kijkt met gemengde gevoelens terug op zijn periode in militaire dienst. „De gedachte dat je een bepaalde periode dienstbaar bent aan de gemeenschap draag ik een warm hart toe.” Hij zou graag zien dat er een vorm van maatschappelijke of sociale dienstplicht zou terugkeren in de samenleving. „Laat jongelui maar eens een jaar lang dienstdoen in een verzorgingshuis of ziekenhuis. Die investering krijg je als samenleving met dubbele rente terug.”
De militairediensttijd was vooral een lege tijd, vindt Bisschop. „Als je niet oppaste, zat je vaak duimen te draaien. Ik nam studieboeken geschiedenis mee van huis om de tijd nuttig te besteden.”
De geboren Staphorster noemt als voorbeeld een situatie waarbij troepen die hadden deelgenomen aan een oefening hun spullen volgens het draaiboek moesten inleveren bij zijn bevoorradingscompagnie. „Mijn sergeant vond het onnodig om de deelnemers aan de oefening nog even te bellen om hen eraan te herinneren. Ik heb de hele middag ongestoord kunnen studeren zonder dat er ook maar iemand zijn spullen kwam brengen.”
Bisschop meent dat hij niet veel aan zijn periode in militaire dienst heeft gehad. „Je deed je plicht en verder moest je vooral voorkomen dat je je ging vervelen. Positief vind ik dat je deel uitmaakte van een groep jongens waarmee je de tijd moest zien door te komen. Zo werd ik als christen gedwongen buiten de eigen kring kleur te bekennen. Voor mij persoonlijk is dat erg belangrijk geweest. Bidden, Bijbellezen. Het waren zaken waarover je best vragen kreeg, maar er was ook begrip. Grappend noemden ze me de bidsmurf. Ze leverden er een passend schilderijtje bij. Een jongen uit de Jordaan vroeg me eens in onvervalst Amsterdams: „Die Jezus van jou, wat is dat eigenlijk voor Iemand? Zijn vraag klonk wat cru, maar het bood de mogelijkheid voor een goed gesprek.”
Naam: A. Kortleven.
Gediend: Van 1983 tot 1984 in Hilversum en Schaarsbergen.
Functie en rang: Korporaal geneeskundige dienst bij het 12 pantserinfanteriebataljon.
Voor musicus Kortleven was de overgang van de middelbare school naar de militaire dienstplicht groot. „Ik kwam uit een beschermde omgeving en werd direct in het diepe gegooid. Opeens moet je met tien anderen een slaapkamer delen. Stilte vragen voor het eten voor gebed en ’s avonds voor het slapen gaan Bijbellezen en bidden. Dat vond ik best moeilijk. Tijdens mijn vier maanden durende opleiding tot hospik in Hilversum zat er een knul in m’n groep die vijandig stond tegenover het christelijke geloof. In die periode bezocht ik doordeweeks een plaatselijke kerkdienst. Toen ik terugkeerde, hadden ze mijn bed onklaar gemaakt. Zelf waren ze gaan stappen. Ik heb die nacht op uitnodiging van een aardige rooms-katholieke jongen in de kamer ernaast geslapen.”
Toch had Kortleven de militaire dienst niet willen missen. „Ik werd gedwongen buiten de eigen kring te kijken en in een heel andere omgeving voor mijn mening uit te komen. In die tijd heb ik ook gezien dat we tegenover de leegheid en zotternij als christen iets hebben dat voor eeuwig standhoudt en dat hoop en zekerheid voor de toekomst geeft.”
De Apeldoornse musicus zou graag zien dat de militaire dienstplicht weer werd ingevoerd. „Op oefening in het veld was het flink aanpoten. Fysiek en mentaal. Als een watje kwam je binnen, en als een man vertrokken de meesten weer.”
Kortleven kijkt met dankbaarheid terug op de ruimte die hij van de militaire leiding kreeg. „In Schaarsbergen moest ik mee op een grote oefening, maar ik had die week ook een concert van mannenkoor Jeduthun. Het bestuur van het koor stuurde een brief naar de commandant dat ze me niet konden missen op het orgel. De oefening mocht ik overslaan.”