Kerk & religie

Iraniërs in Nederland worden massaal christen

Er is iets aan de hand met Iraniërs in Nederland. Als de schattingen niet bedriegen, zijn er in hun gelederen intussen meer christenen dan moslims. Op zoek naar het geheim achter een Iraanse opwekking.

Jacob Hoekman
28 January 2011 13:45Gewijzigd op 14 November 2020 13:29
Koning Kores van Perzië staat de Hebreeërs toe om terug te keren naar hun land en de tempel te herbouwen. Een schilderij van de vijftiende-eeuwse Fransman Jean Fouquet. Foto Wikimedia
Koning Kores van Perzië staat de Hebreeërs toe om terug te keren naar hun land en de tempel te herbouwen. Een schilderij van de vijftiende-eeuwse Fransman Jean Fouquet. Foto Wikimedia

Steeds weer viel het Peter Geerlings, medewerker van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op. Iraniërs in de asielzoekerscentra waar hij vaak komt, zeggen in verreweg de meeste gevallen dat ze géén moslim zijn. „Op hun papieren vullen ze soms ”geen geloof” in, en vaak ”christen.” Ook collega’s merkten dat.”

Hoewel hij zelf geen christen is, intrigeerde de kwestie Geerlings sterk. De Leidenaar (42) wilde de oorzaak achterhalen waarom het juist Iraniërs zijn die zo vaak christen zijn. „We hebben zo veel nationaliteiten in de azc’s. Er zijn groepen Irakezen, Syriërs, Somaliërs – maar het is mij niet bekend dat ook die zich hier bekeren. Waarom gaat juist deze groep tegen de stroom in?”

Voor zijn masterstudie ”islam in the western world”, die hij onlangs afrondde aan de Universiteit Leiden, ging hij op onderzoek uit. Geerlings trok het veld in en sprak behalve met een aantal christen-Iraniërs ook met de christelijke organisaties die onder hen werken: Open Doors, Gave, Evangelie & Moslims. „Het werd aan alle kanten bevestigd: er is iets bijzonders gaande met Iraniërs.”

Precieze cijfers achterhalen bleek onmogelijk. Schattingen lopen sterk uiteen, maar zijn zonder uitzondering hoog. Tussen de 40 en de 75 procent van alle ongeveer 30.000 Iraniërs in Nederland zou christen zijn – soms waren ze dat al in Iran, maar vaker pas sinds het verblijf in Nederland.

Op zoek naar antwoorden formuleerde Geerlings in zijn onderzoek uiteindelijk twee uitgangsposities. Die maken het voor Iraniërs makkelijker dan voor andere nationaliteiten om de islam van zich af te schudden en zich tot Christus te wenden. De eerste is dat Iraniërs die naar Nederland komen vrijwel allen extreem teleurgesteld zijn in de Iraanse Revolutie van 1979. Het islamitische regime is repressief en met Iran gaat het niet goed. „Die teleurstelling koppelen vluchtelingen aan de islam, omdat de macht in handen is van de ayatollahs. Teleurstelling is zelfs nog te zwak uitgedrukt: velen hebben excessief geweld meegemaakt. Ze hebben executies gezien, ze hebben ervaren hoe groepen systematisch worden achtergesteld.”

Het tweede uitgangspunt is dat Iraniërs die hun land ontvluchten in de meeste gevallen in een crisis verkeren. Ze hebben huis en haard verlaten en zijn in Nederland onzeker over hun verblijfsvergunning. „Dan zijn mensen absoluut ontvankelijker en staan ze open voor hulp.”

Maar dat zou voor íédere vluchteling kunnen gelden.

„Ja, maar gecombineerd met hun teleurstelling over de Iraanse Revolutie hebben zij een extra voorsprong op anderen. Daar komt nog bij dat de meeste Iraniërs die hier komen, jonger dan 30 jaar zijn – een leeftijd waarop mensen ontvankelijker zijn.

Bovendien zijn ze vaak redelijk goed opgeleid. Ze hebben de middelen om kennis te maken met het christendom én ze hebben het vermogen kritisch te zijn. Irakezen hebben dat bijvoorbeeld helemaal niet; die zijn niet op zoek naar een ander geloof. Zij vallen juist veel vaker terug in de islam.”

Er zijn nog méér specifieke omstandigheden die vooral voor Iraniërs gelden, ontdekte Geerlings. „Zo zijn er parallellen tussen het sjiisme van Iran en het christendom. Het geloof in de terugkeer van de ”mahdi”, de islamitische verlosser, staat centraal in het sjiisme. Zelfs het feit dat Christus’ kruisdood in de islam wordt ontkend, is niet doorslaggevend: ook moslims belijden immers dat Hij weer terugkomt. Dat is voor veel Iraanse moslims belangrijker dan hoe Hij is gestorven.”

Een ander deel van de verklaring wordt volgens Geerlings gevormd door de olievlekwerking die de bekering van individuele Iraniërs heeft. „Een predikant als ds. Masoud, die voorganger is van de Iraanse Koreskerk in Apeldoorn, is voor veel Iraanse christenen ongelofelijk belangrijk. Van oudsher zijn Iraniërs gewend een gids te volgen. Dat zie je heel sterk in zowel het sjiisme als in het soefisme. Ds. Masoud is zo’n gids voor hen op het pad van het christendom.”

Is de massale belangstelling van Iraniërs voor Christus uiteindelijk wel helemaal rationeel te verklaren? Of moeten we zeggen: God gaat blijkbaar Zijn eigen weg?

„Ik begrijp wel dat mensen dat zeggen. Iraniërs zeggen het zelf ook. Velen van hen geloven vast dat God een speciaal plan heeft met het Iraanse volk. Veel christen-Iraniërs zien in de Bijbel duidelijke aanwijzingen dat vanuit de diaspora het Woord van God verkondigd zal worden aan Iraniërs, waarna het christendom zal terugkeren naar Iran (zie kader, JH). Wat heel belangrijk voor hen is, is dat ze hun nationale identiteit dus niet hoeven op te geven als ze christen worden, want Perzië wordt immers in positieve zin genoemd in de Bijbel.”

Zijn er aanwijzingen dat sommigen zich ‘bekeren’ in de hoop een verblijfsvergunning te krijgen?

„Ik heb dat onderzocht, maar ik heb weinig signalen dat mensen zich om die reden voordoen als christen. Natuurlijk kan dat voorkomen. Voorganger Masoud van de Koreskerk is daar heel eerlijk in: hij sluit niet uit dat hij ook zulke mensen gedoopt heeft. Een aantal Iraniërs kan inderdaad de indruk hebben dat je een verblijfsvergunning krijgt als je christen wordt, hoewel dat feitelijk niet klopt.”

Wel is het de bedoeling dat Iraanse ex-moslims snel een speciale behandeling krijgen. Juist vorige maand nam de Tweede Kamer een motie aan van de ChristenUnie om Iraniërs die in Nederland christen worden op dezelfde manier te behandelen als Iraniërs die al in hun moederland christen waren. Voor die laatste groep geldt nu al een bijzondere procedure: ze worden minder snel naar Iran teruggestuurd omdat ze daar risico lopen op intimidatie en arrestatie.

Dat risico herkent Geerlings van zijn gesprekken met Iraanse christenen. „Sommigen zijn hun leven niet zeker, en in ieder geval word je als christen zwaar gediscrimineerd in Iran. Er is zelfs een wet in ontwikkeling die speciaal is gericht tegen bekeerlingen en stelt dat zij moeten worden gedood. Die ligt op dit moment weliswaar in de ijskast, maar het voorstel vormt wel een indicatie dat Iran zich niet gemakkelijk voelt over het aantal christenen in het land. Voor veel christen-Iraniërs is dat een bemoediging. Want zo’n speciale wet maak je alleen als er heel veel christenen zijn.”


„De witte vogel wilde me meenemen naar een land van vrede”

Farnoush Ghezelbash (26) straalt tegenwoordig rust uit. In haar appartement in Vaassen serveert ze thee en grote koeken. Soms spelen haar vingers met het zilveren kruis om haar nek. Bijna klaar is ze met de opleiding van apothekersassistente; werk heeft ze al. In de tien jaar dat ze in Nederland woont, leerde ze de taal vloeiend en foutloos spreken. Zodat ze kan getuigen van haar nieuwe geloof.

„Ik was bijna 16 toen ik in 2000 naar Nederland kwam met mijn moeder, broertje en een oudere zus. Een zus die al getrouwd was, bleef achter in Iran. Ook mijn vader ging niet mee, al deed hij in de periode daarvoor wel stiekem mee met mijn moeder in haar activiteiten tegen het regime.

Mijn ouders waren niet erg gelovig; de islamitische god was voor hen ver weg. Dat gold ook voor mij. Ik was gewoon moslim omdat ik zo geboren was. Toch moest ik op straat altijd een hoofddoek dragen; de politie controleerde dat vaak. Bovendien moesten we op school verplicht de Koranlessen volgen.

Eén meisje bij ons op school was christen. Dat werd niet gewaardeerd. Aan heel veel dingen mocht ze niet meedoen; ze werd behandeld alsof ze vies was.

In Nederland leerde ik meer christenen kennen. Ze zochten ons op in de verschillende plaatsen waar we hebben gewoond; onder meer in Eindhoven, Oldebroek en Epe. We hebben zelfs twee jaar in een caravan van christelijke vrienden gebivakkeerd.

Mijn eerste indruk van het christelijk geloof was dat het een vrije godsdienst is. Ik zag mensen die blij zingend God prezen. Dat vond ik heel opvallend. Wij waren zo gehersenspoeld dat we ervan overtuigd waren dat God geen vrolijkheid accepteert.

Toen we in Oldebroek en later in Epe terechtkwamen, gingen we altijd met mensen die ons kwamen ophalen mee naar de kerk. Ook was er Bijbelstudie. Ik vond dat mooi: het waren nieuwe, andere verhalen dan in de Koran. Bovendien leerde ik er dat God ons altijd vergeeft; er werd veel over Zijn liefde gesproken. Juist dat kwam ik tekort in de islam.

Gaandeweg groeide bij mijn moeder en ook bij ons als kinderen de overtuiging dat we ons wilden bekeren. Iedere dag na het eten was het christelijk geloof hét gesprek van de avond bij ons thuis. Maar we hadden heel veel vragen. Waarom moet je niet per se vasten? Waarom hoef je geen regels te volgen bij het bidden? En de belangrijkste: waarom heeft God een Zoon?

Mensen die we kenden van de kerk legden het ons uit. Dat deed ook de Iraanse predikant Masoud, die we in 2006 via een nicht leerden kennen. Hij kon het in onze eigen taal, toen vóélden we wat de andere christenen ook hadden gezegd. Het Evangelie raakte ons, via de liefde. Het zwakke punt van de islam is het gebrek aan liefde. In de islam moet jij naar god toe, maar in het christelijk geloof komt God naar jou toe. Via Zijn liefde heeft God ons aangeraakt.

Kort nadat we Masoud hadden leren kennen, werden wij gedoopt – op 9 september 2006. Ik was behoorlijk bang. Volgens de islam zet je een stap achteruit in je geloof als je christen wordt en dat kan een reden zijn om je op te hangen. De nacht voor onze doop kreeg ik nachtmerries. Ik zag de profeet Mohammed in mijn droom, die me waarschuwde. Met trillende knieën ben ik naar de kerk gegaan. Toen ik gedoopt was, viel dat van me af. Nu voel ik Hem, dacht ik toen.

Maar toch ervoer ik nog weinig vrede. Er bleef heel veel stress in mijn leven. Ik leed aan angina pectoris: een zwaar gevoel op mijn borst en hartkloppingen. Regelmatig moest ik ’s nachts per ambulance naar het ziekenhuis worden gebracht.

De oorzaak was mijn angst voor de dood. Ik wist niet wat er dan zou gebeuren. Ik weet nog precies wanneer dat veranderde: op het Iraanse nieuwjaarsfeest van het Perzische jaar 1387, dat is 21 maart 2008. Voor de eerste keer bad ik toen in de Naam van Jezus. In mijn grote angst voor de dood bad ik: Laat mij zien waar ik mijn ogen zal openen wanneer ik ze dichtdoe.

Die nacht droomde ik dat de aardbol onder mijn voeten was. Alles was donker. Toen zag ik een lichtje in de ruimte. Het was een witte vogel, zó fel dat ik bang was om te kijken. Hij had een houten kruis om zijn nek en zei: Ik wil je meenemen, naar een plaats waar alleen maar vrede is. Maar ik zei: Ik wil hier blijven, ik wil leven. Als dat jouw besluit is, is het goed, zei de vogel toen. En hij zei ook: Vanaf nu zul je niets raars meer voelen.

Huilend ging ik toen naar mijn moeder. Ik dacht dat mijn laatste ogenblikken aangebroken waren. Maar mijn moeder zei dat ze iets over een witte vogel had gelezen in de Bijbel. Toen hebben we ds. Masoud gebeld. Hij zei: Dat is de Heilige Geest. Hij kwam ook op Jezus.

Sindsdien zijn de pijn en hartkloppingen weggebleven. Ook de angst daarvoor is nu weg. Ik weet nu Wie me zal meenemen als ik mijn ogen sluit. Ik ben blij dat ik Hem nu heb gezien en gehoord. Dat was belangrijk voor mij: ik heb het nu niet alleen gelezen in een boek, ik heb het nu ook gezíén.

Nu bid ik vaak voor mijn oudere zus en zeker ook voor mijn vader. Hij vindt het christelijk geloof vooral eng, denk ik. Hij is eerder bang dan dat hij niet wil geloven. Ook bid ik voor mijn land. Ik hoor steeds weer over nieuwe ondergrondse kerken, maar ook over evangelisten die worden opgepakt. Ik bid voor hen dat ze krachtig zullen blijven, dat ze zó moedig zullen zijn dat zelfs de soldaten die hen bewaken overtuigd worden.”


Iran in de Bijbel

Veel christelijke Iraniërs in het buitenland geloven dat juist zij een rol zullen spelen om het christendom vanuit de diaspora weer terug te doen keren naar Iran. Dat baseren zij onder meer op de laatste verzen van Jeremia 49, waar een profetie tegen Elam staat. Dat gebied wordt geïdentificeerd met Perzië, grofweg het huidige Iran.

34 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende:

35 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld.

36 En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen niet zullen komen.

37 En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.

38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE;

39 Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE.

Een andere vaak geciteerde passage is het begin van Jesaja 45, waar de Perzische koning Kores als Gods gezalfde wordt aangemerkt omdat hij het volk Israël heeft laten terugkeren uit de ballingschap. Ook voor veel niet-christenen in Iran vervult Kores een nationaal rolmodel – hoewel de islamitische machthebbers dat met argusogen aanzien. Christen-Iraniërs worden door deze Bijbelwoorden bovendien gesterkt in hun overtuiging dat God een plan met hun land heeft.

1 Alzo zegt de HEERE tot Zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik vat, om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen; en Ik zal de lendenen der koningen ontbinden, om voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden:

2 Ik zal voor uw aangezicht gaan, en Ik zal de kromme wegen recht maken; de koperen deuren zal Ik verbreken, en de ijzeren grendelen zal Ik in stukken slaan.

3 En Ik zal u geven de schatten, die in de duisternissen zijn, en de verborgene rijkdommen; opdat gij moogt weten, dat Ik de HEERE ben, Die u bij uw naam roept, de God van Israël.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer