Dat besloot de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten woensdagmiddag. De synode is deze week in vervolgzitting bijeen in Utrecht. De synode 2010 kwam ook in september en oktober al samen.

De mentor wordt aangewezen in overleg met de voorzitter van het curatorium, de rector van de Theologische School en de tweede voorzitter van de kerkenraad van de gemeente waar de predikant staat, zo is besloten. Zij zoeken een ervaren predikant die een „vraagbaak” voor de beginnende predikant kan zijn. De particuliere synode Oost had om duidelijkheid rond het mentoraatschap gevraagd.

Ds. P. Mulder (Krimpen aan den IJssel) adviseerde niet teveel regels rond het mentoraatschap op te stellen, omdat in de Dordtse Kerkorde de mentor geen plaats heeft.

Ds. F. Mulder (Wageningen) vroeg aandacht voor de kerkrechtelijke verhouding tussen consulent en mentor. Ds. A. Schot (Nunspeet) vroeg of het niet beter is de consulent en mentor dezelfde persoon te laten zijn.

Ds. C. A. van Dieren (Rijssen-Noord) stelde voor de studenten al op de Theologische School een van de predikanten uit het curatorium als mentor mee te geven. „Zij kunnen de beginnende predikant ook de eerste twee jaar blijven begeleiden.” Het curatorium zal dit voorstel meenemen.

Ouderling C. Renes (Scherpenzeel) opperde dat de beginnende predikanten ook regelmatig gesprekken met emeritus predikanten zouden kunnen voeren. Dat idee wordt meegenomen bij de uitwerking van het mentoraatschap.

De nascholing van beginnende predikant wordt verzorgd door de Theologische School. Er komen elk jaar een paar verplichte terugkomdagen. De docenten kunnen dan gerichte toerusting geven, mede naar aanleiding van vragen van de beginnende predikant.

Ouderling H. A. Soetendeel (Barneveld-Zuid) wees erop dat naast alle begeleiding „ruimte moet blijven voor het gebed in de binnenkamer.”

De synode besloot woensdagmiddag ook tot het instellen van een commissie ”kerk-zijn in een seculiere samenleving”.

De commissie zal zich bezighouden met toerusting rond de vraag: „Hoe kan blijvend invulling worden gegeven aan de actualiteit van de belijdenis van de kerk in onze seculiere samenleving? Doordenking van deze vraag dient een praktische toepassing te krijgen ten behoeve van zowel plaatselijke gemeente, kerkverband als geheel en individueel (doop)lid”, aldus de taakomschrijving van de commissie.

Verschillende afgevaardigden stelden dat de nadruk moet liggen op de toerusting van eigen gemeenteleden en niet op „de soms sterk filosofisch en academisch ingevulde apologetiek.”

Andere synodeleden vroegen aandacht voor het omgaan met bijvoorbeeld moslims en boeddhisten. „Onze jongeren werken of studeren in een omgeving waarin zij dagelijks met deze mensen te maken hebben.” De synode onderschreef het belang daarvan.