„Arrestaties om geloof”
De meeste van terrorisme verdachte mannen zijn vervolgd op grond van hun geloofsovertuiging. Tot die conclusie komt een van de advocaten die de groep verdachten -door tussentijdse invrijheidstelling inmiddels geslonken tot tien- voor de Rotterdamse rechtbank verdedigt. Mevrouw mr. C. Zuur meent dat „sinds oktober 2002 het recht op de vrijheid van godsdienst is geschonden.”
Zuur probeert dinsdag -de zevende zittingsdag- de rechtbank ervan te overtuigen dat juist het geloof van de verdachten het openbaar ministerie ertoe heeft gebracht tot vervolging over te gaan. „Dat blijkt uit de enorme hoeveelheid cassettebandjes, boeken, videobanden en cd-roms die in beslag zijn genomen.”
Ze hekelt de rol van twee van de drie getuige-deskundigen die in deze zaak zijn gehoord. De Amerikaanse islamoloog prof. W. Phares, die geen kans zag ter zitting te verschijnen, heeft zich volgens haar gediskwalificeerd omdat hij meent dat salafistische stukken alleen in bezit zijn van moslims die zich tot aanhangers van deze radicale stroming rekenen. Zo wordt salafisme volgens haar ook ten onrechte gelijk gesteld aan de jihad (heilige oorlog), radicaal jihadisme en terrorisme.
Phares is volgens haar partijdig. „Hij woont en werkt in een land dat ”war on terrorism” tot speerpunt van zijn beleid heeft gemaakt, heeft een christelijke achtergrond en komt oorspronkelijk uit Libanon.” In dat land kunnen de moslimbevolking en de christelijke bevolkingsgroepering „niet met elkaar door één deur.”
Met de tweede getuige-deskundige, de islamoloog Antoine Basbous is het volgens Zuur nog erger gesteld. Hij zou in het verleden betrokken zijn geweest bij de Libanese „extreem rechtse christelijke Falange-partij.” De FL is tegenwoordig in Libanon verboden. „Zijn militante christelijke Libanese achtergrond is geen pré voor zijn onafhankelijke oordeelsvorming”, zegt Zuur.
Zuur, werkzaam bij het Amsterdamse advocatenkantoor Böhler, Franken, Koppe en De Feijter, prijst daarentegen de derde deskundige in het proces, prof. R. Peters, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Deze man is gepromoveerd op het begrip jihad. Hij trad ook op als getuige-deskundige in de strafzaak tegen imam El-Moumni. Hij heeft laten weten geen gevaren te zien in de talloze stukken.
De testamenten van een paar verdachten die de aanklager opvoert als bewijs, zijn in de ogen van de advocate helemaal geen testamenten. „Volgens deskundige Peters gaat het om korte lessen en preken, niet om testamenten. Zijn niet-kerkelijke achtergrond levert een aanwijzing voor een onafhankelijke wetenschappelijke oordeelsvorming”, aldus Zuur. Ze verzuimt daarbij te melden dat Peters eerder betrokken was bij een actie om de banden met Israëlische universiteiten te verbreken en dat zijn geschriften een pro-Arabische geest ademen.
Zuur tekent wel aan dat er in het Westen „begrip bestaat voor de Joodse jongen die in Israël in het leger wil dienen.” Dat een jonge moslim gaat vechten voor de Palestijnse staat wordt volgens haar niet geaccepteerd.
Ze geeft toe dat er enkele documenten zijn aangetroffen die oproepen tot de gewelddadige jihad, maar stelt dat het bezit van stukken niet gelijk staat aan strafbaar handelen. „Gebleken is dat de verdachten veelal gelovige moslims zijn. Ze trachten om de recente ontwikkelingen in de wereld te plaatsen in een politiek internationaal kader met als leidraad de koran, de soena en de hadith, of ze roepen op tot bezinning, vertrouwen en geduld in god en tot kennis en nederigheid.”
Nee, volgens Zuur is vooral het geloof van de vrome moslims de oorzaak van hun arrestatie. „In de ogen van het niet-deskundige Westen loopt dit geloof achter de feiten aan, stelt het vrouwen op een achterstandspositie, spreekt het met haat over Joden en christenen, en als de sharia wordt ingevoerd dan krijgen we het in onze ogen schrikbeeld van oog om oog en tand om tand. En de latente angst wordt manifest op 11 september 2001. Dat moet gewroken worden. En als we niet weten welke moslim extreem is, dan moeten we maar in elke vrome moslim een gevaarlijk iemand vermoeden.”
Bij strafadvocaten is wel vaker sprake van enige eenzijdigheid, maar mr. Zuur draait daarmee de hele zaak om en verwijt het OM ten slotte zelfs „angst te zaaien voor moslims, waardoor de publieke druk op een veroordeling vergroot wordt.”
Het is inmiddels helder dat de bewijslast als gevolg van juridische voetangels en klemmen flinterdun is, maar of de rechtbank deze redenering zal volgen, is zeer de vraag.