WHO: Gezondheidssysteem Irak zit aan de grond
Een kleine drie weken na het einde van de grote gevechtshandelingen in Irak zit volgens de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het gezondheidssysteem in het land aan de grond. Bovendien bestaat de kans dat na de uitbraak van cholera in de zuidelijke stad Basra nieuwe infectieziekten uitbreken. Dat zei dinsdag David Nabarro die bij de WHO verantwoordelijk is voor humanitaire- en noodhulp.
„Het gezondheidssysteem van Irak werkt nog maar op 20 procent van zijn capaciteit”, aldus Nabarro in de marge van de algemene vergadering van de WHO in Genève. Daarnaast heeft de hulporganisatie een gebrek aan geld. Om de basiszorg van het systeem weer op gang te brengen is 20 tot 30 miljoen dollar (17 tot 25 miljoen euro) per maand nodig. Op dit moment heeft de WHO slechts 10 miljoen tot haar beschikking.
Nabarro wees verder op de slechte stroom- en watervoorziening en de problemen daardoor met de beroerde waterafvoer. Door verontreinigd water verslechtert de gezondheidssituatie iedere dag. In Basra zijn nu 38 gevallen van cholera bevestigd. Ook in Bagdad is de ziekte geconstateerd, maar die was voor de oorlog ook al aanwezig in de hoofdstad.
De WHO-deskundige zei dat op veel erger was gerekend met de oorlog. „De huidige toestand is geen directe gevolg van de oorlog”, zei Nabarro. Het is naar zijn mening het gevolg van het ineenstorten van het interne systeem en het machtsvacuüm in het land.
Intussen hebben ongeveer 14.000 artsen van het Iraakse staatsgezondheidszorg dinsdag voor het eerst sinds het eind van de oorlog weer loon ontvangen. Iedere arts kreeg 20 dollar contant, aldus het Kantoor voor Wederopbouw en Humanitaire Hulp (OHRA).