Psychologie heerst in christelijke kring over de theologie
In christelijke kring heerst de psychologie vaak over de theologie, meent H. C. Boon-Sloof. Goed dus dat over de verhouding tussen beide wordt nagedacht, reageert zij op prof. G. Glas (RD 21-1).
Ik ben het ermee eens dat er meer moet worden nagedacht over de verhouding tussen de psychologie/pedagogiek en het christelijk geloof. Nadat ik in de jaren 70 een aantal jaren onderwijs had gehad in de psychologie/pedagogiek had ik de behoefte en de mogelijkheid om me hierin aan een universiteit verder te specialiseren. Bij bepaalde onderwerpen ervoer ik echter de spanning tussen de (diepte)psychologie en het geloof. Ik besloot daarom de reformatorische pedagogische academie De Driestar te bezoeken. Daarvan heb ik achteraf gezien geen spijt, gezien de Bijbels-psychologische vorming die ik er kreeg.
Aan de seculiere psychologie ligt een bepaalde visie op de mens, het menselijk handelen en de beoordeling hiervan ten grondslag. Helaas zijn de conclusies niet altijd in overeenstemming met het christelijk geloof. Integendeel zelfs.
In deze tijd zie je een tendens dat de psychologie verreweg wordt verheven boven de theologie. Gemeenteleden komen met problemen eerder terecht bij een psycholoog of psychiater –van wie ik de betekenis absoluut niet onderschat– dan bij een predikant die hen onderwijst en troost vanuit het Woord van God. Geloven we nog dat de Heere antwoorden kan geven in bepaalde moeilijke situaties? „Ik zal u onderwijzen”, „maak in Uw Woord mijn gang en treden vast”, lezen we.
Niet meer de theologie en Gods wet hebben het laatste woord bij de beoordeling in bepaalde zaken, maar de psychologie. Voorbeelden hiervan zijn er te over. Neem bepaalde ziektebeelden die een specifiek gedrag oproepen waarmee je rekening moet houden en waarvan het belangrijk is bepaalde symptomen te herkennen. Maar houdt dit dan ook automatisch in dat iedereen verplicht is zich aan deze persoon en zijn kwalijke gedrag aan te passen, zonder dat we ervoor strijden om dit gedrag te veranderen?
Gaan we tegenwoordig bijvoorbeeld ook niet al te gemakkelijk om met echtscheiding? En zijn we niet te snel met het toedienen van medicatie om mensen rustig te krijgen, in plaats van mee te strijden tegen alle negatieve gevoelens en te troosten vanuit Gods Woord? Kennen we zelf wel de kracht van en het vaste vertrouwen in de beloften van God? Zijn er nog hulpverleners die durven te bidden met hen die om hulp komen vragen?
Is de christelijke hulpverlening niet bijna even ”algemeen” geworden als de neutrale hulpverlening? Is dit niet te wijten aan een gebrek aan kennis van psychologie in combinatie met de theologie? Het lijkt me van groot belang dat christelijke psychologen en theologen verder nadenken over deze vragen. Een bezoek aan het symposium in Ede (zie www.mijnzorg.nl/seminar) is dan ook zeker de moeite waard.
De auteur was docent Nederlands en werkt bij Driestar Educatief.