Voorlezen doe je samen
Ze keren elk jaar terug: de Nationale Voorleesdagen. Vooral bekend is het Nationale Voorleesontbijt, waarmee vandaag het startschot werd gegeven voor de campagne die tot en met 29 januari duurt. Bekende Nederlanders lazen vanmorgen op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen voor uit ”Fiet wil rennen” van Bibi Dumon Tak en Noëlle Smit.
Dat boek, het zogenaamde Prentenboek van het Jaar, staat dit jaar centraal. De eigenwijze struisvogel Fiet speelt de hoofdrol. Hij wil zo graag rennen dat hij daarvoor best een stevige tegenwind wil incasseren.
Wanneer voldoet een prentenboek aan de eisen van het Prentenboek van het Jaar? Het moet in elk geval, behalve een „goed verhaal” en „aantrekkelijke illustraties”, aanknopingspunten bieden voor „interactie met de peuters en de verwerking in hun spel”, aldus de jury van jeugdbibliothecarissen.
Op deze pagina een aantal gedachten over een goed prentenboek, waarbij de uitgangspunten van de jury van het Prentenboek van het Jaar –verwoord door Marieke Verhoeven, adjunct-directeur van Stichting CPNB die de Nationale Voorleesdagen organiseert– centraal staan.
”Fiet wil rennen” is vanaf woensdag als mini-editie met dvd voor € 5,- verkrijgbaar in de boekwinkel. www.nationalevoorleesdagen.nl
Een goed prentenboek...
…is niet snel te moeilijk
Het is dit jaar voor het eerst dat een met een Zilveren Griffel bekroond boek het Prentenboek van het Jaar is. Het laat zien dat literaire kwaliteit de toegankelijkheid voor kinderen niet in de weg hoeft te staan. Let wel op de doelgroep: niet elk prentenboek is ook een peuterboek.
…leest fijn voor
Heel belangrijk: een boek moet lekker voorlezen en goed klinken. In ”Fiet wil rennen” staan heel mooie, poëtische woorden en zinnen. „De regen kletterde zo lekker op zijn kop” klinkt heel fijn door alle k’s.
…heeft niet per se realistische prenten
Kinderen hebben allemaal een eigen smaak. Daarom zijn de prentenboeken in de jaarlijkse top tien –het Prentenboek van het Jaar plus negen andere toppers– qua uitstraling heel divers. Realistische platen zijn geen vereiste. De populaire Balotje is een collageachtig, uitgeknipt poppetje. Niet natuurgetrouw, maar veel kinderen vinden het mooi.
…sluit aan bij het kind
Aansluiten bij de belevingswereld van het kind is belangrijk. ”Fiet wil rennen” doet dat: elke driejarige heeft wel eens buiten in de wind gelopen. Een beetje hulp van de voorlezer kan handig zijn: leg bijvoorbeeld duidelijk uit wat wind is, desnoods met behulp van een ventilator.
…is leuk voor kind én volwassene
Als de voorlezer een boek niet leuk vindt, laat hij dat meestal merken. Daardoor is er voor het kind ook weinig aan. Een goede voorlezer is minstens zo belangrijk als een goed boek.
…is makkelijk na te vertellen
Een simpele verhaallijn, met maar weinig uitweidingen, is essentieel. Een kind moet het verhaal kunnen navertellen, zo eenvoudig moet de plot zijn. Door zelf te vertellen, leert hij of zij het boek ook beter te begrijpen.
…heeft een clou
En die clou mag voorspelbaar zijn, zeker voor peuters. Kinderen hebben graag voorpret en houden van herhaling, Niet voor niets zijn zichzelf repeterende boeken zoals ”Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft” van Werner Holzwarth fantastisch voor kinderen.
…roept vragen op
Niet alleen een onbekende, ook een bekende situatie kan vragen oproepen bij een kind. De voorlezer stelt dan vragen als: Dat heb jij toch ook wel eens gehad? Ook woorden kunnen vragen oproepen, bijvoorbeeld ”dobberen” in ”Fiet wil rennen”. Gebruik desnoods een vervangend woord, maar schakel na korte tijd over op het origineel, zodat de woordenschat wordt uitgebreid.
…lokt uit tot interactie en spel
Samen bezig zijn met een boek zorgt ervoor dat het verhaal beter blijft hangen en geeft het kind meer plezier. In ”Fiet wil rennen” zit bijvoorbeeld heel veel beweging: alle dieren worstelen tegen de wind in. Dat nodigt uit tot nadoen en speelse spelletjes.
Dubbeltalent in christelijk prentenboek
Op de christelijke prentenboekenmarkt zijn goede schrijvers en getalenteerde illustratoren. Dubbeltalenten waren er tot voor kort nauwelijks te vinden. Bij drie van de vier christelijke prentenboeken die onlangs verschenen nam de maker wel tekst én tekening voor zijn rekening.
Linda Bikker, bekend van de boekjes over Tes en Tim, schreef en tekende ”Dag Worm”. Jort is in de tuin aan het graven terwijl zijn moeder de was ophangt. „Jort bukt. Hij ziet een beestje./ „Wat ben jij leuk”, zegt hij./ „Wil jij soms met mij spelen?/ Kom maar eens mee met mij.”” Jort speelt met de worm, mama vindt het maar niks. Ineens is de worm verdwenen, maar Jort vindt hem weer.
Door de grappige details op de tekeningen wordt de lezer uitgedaagd om mee te denken en mee te kijken. Bikker heeft een frisse, eigen stijl met vrolijke, felle kleuren. De tekst is op rijm geschreven en heeft een strak ritme, wat het voorlezen extra leuk maakt.
”Later als ik oma ben” is een sterk debuut over een meisje dat erover mijmert hoe het zal zijn zo oud te zijn als oma. Elke avond je tanden uitdoen, alles bewaren en vertellen over vroeger: „Ik zit graag in mijn eigen stoel/ te vertellen over toen./ Maar voor het echt al zover is/ moet ik nog heel veel dingen doen!” Soms komen zinnen door dwangrijm wat onnatuurlijk over. „Paardje rijden moet ik nog/ ik moet nog fietsen, springen, zwaaien,/ en op de kop de wereld zien/ en hoog springen op mijn trampoline… moet je zien!”
De illustraties zijn heel gedetailleerd en vol humor. Het hoofdpersoontje heeft een pop die voor een extra dimensie in het boek zorgt door bij elke illustratie een eigen rol te spelen.
Christine Stam schreef ”Joost en de DX-70”, met tekeningen van Jet van der Horst, illustrator van het christelijke actieprentenboek van 2007, ”Sneeuwsporen”. Joost vindt een fiets. Papa spijkert er een nummerbord op met de letters DX-70 en Joost gaat op reis. Het is warm, hoogzomer. Als hij verder fietst, wordt het steeds kouder. Joost komt alle seizoenen tegen. Als hij thuiskomt, is het daar nog steeds (of weer?) even warm. Papa en mama hebben niet gemerkt dat hij zo lang is weggeweest, maar toch liggen er sneeuwklokjes achter in de bak van zijn fiets.
”Joost en de DX-70” is een dromerig, sprookjesachtig boek met een gewaagde mengeling van fantasie en realiteit. Soms is de tekst wollig: „Daar botst hij [Joost] bijna tegen de buurman op. Die zet zijn blèrende kindjes in de fietskar. Ze hebben dorst en schreeuwen dat ze eerst yoki willen en dat de gordel te strak zit.”
Jeffrey Stoddard schreef en tekende het prentenboek ”Dump en Dozer duwen door”, over de vriendschap tussen een sjouwer (Dump) en een bulldozer (Dozer). Ze hebben beiden gehoord dat de ander niet betrouwbaar zou zijn. Als het dorpje waar ze wonen dreigt te overstromen en Dozer hulp nodig heeft, merkt die dat Dump hem in de steek heeft gelaten. Uiteindelijk blijkt dat Dump het gat in de dam met zichzelf heeft gevuld. Dozer roept iedereen te hulp en redt Dump. „Vanaf die dag zijn alle gravers en sjouwers in dat dorpje vrienden.”
”Dump en Dozer duwen door” is een allegorisch verhaal over anders zijn en toch van elkaar houden. De sympathieke karaktertjes Dump en Dozer maken het verhaal heel toegankelijk en geschikt voor alle leeftijden. De schrijver heeft het verhaal gebaseerd op Johannes 15:13: „Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden.”
Van het duo Christine Stam en Jet van der Horst verscheen onlangs ook het prentenboekje ”Door het oog van een olifantje”.
Dag Worm!, Linda Bikker; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2010; ISBN 978 90 336 0868 1; 28 blz.; € 12,90.
Later als ik oma ben, Linda van den Born; uitg. Vuurbaak, Barneveld, 2010; ISBN 978 90 556 0441 8; 24 blz.; € 11,90.
Joost en de DX-70, Christine Stam en Jet van der Horst (ill.); uitg. De Banier, Apeldoorn, 2010; ISBN 978 90 336 0925 1; 28 blz.; € 11,95.
Dump en Dozer duwen door, Jeffery Stoddard; uitg. Columbus, Heerenveen, 2010; ISBN 978 90 854 3152 7; 32 blz.; € 7,95.