Nauwelijks
1 Petrus 4:18
„Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”
„Nauwelijks zalig wordt…” Het betekent niet dat de zaligheid en het behoud van de gelovige een onzekere en wankelbare zaak is en zonder vastheid. Immers: „…het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die de Zijnen zijn…” En: „Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.”
Rechtvaardigen zijn in de handpalmen van God gegraveerd. Zij zijn een zegel op het hart van God. De grote Herder kent Zijn schapen, zij volgen Hem en Hij geeft hun het eeuwige leven. Zij weten in Wie zij geloofd hebben en zijn verzekerd dat Hij machtig is hun pand, dat bij Hem weggelegd is, te bewaren tot de dag van het oordeel.
Deze spreekwijze „nauwelijks zalig worden” betekent „nauwelijks” ten opzichte van de grote en zware moeite waardoor de zaligheid verkregen wordt, want zij moeten hun zaligheid uitwerken met vrezen en beven. Zij moeten strijden als met de dood om in te gaan door de enge poort. Zij moeten gedurig in de strijd zijn tegen hun geestelijke vijanden. Zij moeten steeds op hun hoede zijn, waken en bidden, opdat zij niet in aanvechting vallen. Want de Geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
Coenraad Mel, predikant te Hersfeld (”De nauwelijks behouden rechtvaardigen”, 1745)