Commentaar: Barak houdt van regeringspluche
Regeringspluche voelt voor politici doorgaans weldadig aan. Niet alleen in Den Haag, maar ook in Washington, Tunis of Port-au-Prince. En zelfs in Jeruzalem.
Wat dat betreft is Ehud Barak niets menselijks vreemd. Gisteren keerde hij de Israëlische Arbeidspartij de rug toe en kondigde de vorming van zijn eigen politieke groepering ”Atzmaut” (Onafhankelijkheid) aan. Na deze ingrijpende politieke stap wenste Barak toch vooral wél minister te blijven in de rechtse coalitie van premier Benjamin Netanyahu. Tja, dat pluche.
Dat de socialistische Arbeidspartij zich vroeg of laat niet meer met het kabinetsbeleid zou kunnen verenigen, hoeft voor niemand als een verrassing te komen. Al maandenlang schreeuwen prominenten binnen de partij om vertrek uit de coalitie. Vooral de stagnering van het vredesproces met de Palestijnen is de Arbeidspartij een doorn in het oog.
De vraag rijst natuurlijk waarom de Arbeidspartij überhaupt ooit in deze coalitie is gestapt. Direct na de uitslag van de verkiezingen van februari 2009 was al duidelijk dat Israël op een zeer rechtse regering afstevende. Daarin zou naar algemene maatstaven van realiteitszin nauwelijks plaats voor een linkse partij zijn.
Toen beoogd premier Netanyahu, na vruchteloze onderhandelingen met de centrumrechtse partij Kadima van Tzipi Livni, alsnog bij de Arbeidspartij aanklopte, toonde partijleider Barak zich na de nodige aarzelingen alsnog bereid regeringsverantwoordelijkheid te nemen.
Officieel heette het dat de Arbeidspartij, die twee jaar geleden nota bene een historische verkiezingsnederlaag leed, een matigend effect op de rechtse coalitie zou kunnen hebben. Daarvan is de afgelopen tijd nauwelijks iets gebleken.
Officieus voelde Ehud Barak zich wel erg goed thuis als minister van Defensie, een post die hij ook al onder de vorige regering van premier Olmert bekleedde. Toegegeven, er zijn voor een voormalig generaal in het Israëlische leger slechtere baantjes denkbaar.
Zijn arbeidsvreugde op het departement was echter blijkbaar zo groot dat Barak gisteren even vergat dat hij ook politicus is en hoort te staan voor de beginselen van de partij waaraan hij tot voor kort leidinggaf.
Niet dat die beginselen van de Arbeidspartij nu altijd evenveel navolging verdienen. Diezelfde Barak was in 2000 zonder slag of stoot van betekenis bereid vrijwel de gehele Westelijke Jordaanoever op te geven en zelfs Oost-Jeruzalem aan de Palestijnen af te staan om daar de hoofdstad van een toekomstige Palestijnse staat van te maken.
Dat Barak het nu zo goed naar zijn zin heeft in een rechtse coalitie en zijn partij de rug toekeert, blijft dus een raadsel. Wellicht heeft Barak het voorbeeld van Ariël Sharon voor ogen. Die scheidde zich in 2005 van Likud af en richtte de Kadimapartij op, die bij de eerstvolgende verkiezingen in één klap de grootste fractie in Israël werd.
Of Ehud Barak met zijn Atzmautpartij dat succes kan evenaren, valt zeer te betwijfelen. Vooralsnog lijkt de verklaring voor zijn opmerkelijke stap wat laag-bij-de-grondser. Zo ongeveer op het niveau van dat zachte regeringspluche.