Als de oudste zoon… óf als de jongste
„Jullie en ik zijn als die zoon uit de gelijkenis die ja zei tegen zijn vader en het toch niet deed. Toch kunnen wij veranderen. Hoe? Doordat er een Vader in de hemel is Die een Zoon had. Christus zei ja tegen de opdracht om naar de vervloekte wereld te gaan en Hij deed het ook.”
Ds. W. J. Karels sprak zaterdag op de +12-bondsdag van de Jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten (JBGG) in de regio Zuid-West over het thema ”Horen… en doen!” Ook in Zoetermeer en Woerden werden +12-bijeenkomsten gehouden. In Hendrik-Ido-Ambacht en Moerkapelle hadden -12-bondsdagen plaats.
In Dordrecht hield ds. Karels een bijbelse toespraak over de gelijkenis van de twee zonen die de opdracht kregen in de wijngaard van hun vader te werken. „De oudste zoon staat voor de farizeeën, die meenden dat ze wel goed leefden. Deze zoon sloeg de weg naar de wijngaard in, maar had een ander doel. Het ontbrak hem aan liefde en trouw; eigenlijk bedoelde hij zichzelf. Ten diepste diende hij de wereld.”
Volgens de predikant slaat het beeld van de jongste zoon op de tollenaars en de hoeren die onder Jezus’ prediking tot inkeer kwamen. „Zij reageerden met een onbeschofte weigering op de opdracht van de vader. Intussen vroeg die vader helemaal niet zo veel. Werk in de wijngaard was niet zwaar. Bovendien kon hij als vader rechtmatig zulke dingen vragen.”
Weten jullie wat ik zo moeilijk vind? Om jullie duidelijk te maken dat de Heere recht op jullie heeft. Hij heeft ons niet voor onszelf, maar voor Hem geschapen. Wij gehoorzamen niet; kunnen en willen dat ook niet. Maar de Heere vraagt het wel, ook vanmorgen. Hoewel de jongen uit de gelijkenis niet wilde, liet de opdracht van zijn vader hem niet los. De ontdekking dat hij verkeerd bezig was, bracht hem tot berouw. Grote verhalen over zijn verandering horen we niet in de gelijkenis, nee, stil ging hij aan de slag.
Als God jullie in je hart grijpt, ga je niet praten over wat je hebt meegemaakt. Nee, dan zie je zo’n jongen of meisje op de kamer tot God roepen: Heere, kan ik nog bekeerd worden? Ik schat de Heere dan al mijn liefde waardig, omdat Hij mijn rechterhand wilde vatten.”
Ds. Karels besloot zijn toespraak met de vraag of de jongeren liever net als de oudste zoon degelijk praten, maar intussen de wereld dienen; of dat zij de Heere zoeken, zoals de jongste. „Dan bidden we: „Leer mij, o God van zaligheden, mijn leven in uw dienst te besteden.” „Gij zijt mijn God”, dat durven ze vaak niet te zeggen. Maar wel: „Wees Gij mijn God, vat Gij mijn hand.””
Drie jongeren verzorgden een klankbord over het thema ”Ben jij een dader?” „Jakobus roept in zijn brief op niet alleen hoorder, maar ook dader te zijn. Je kunt jezelf niet overwinnen, maar de Heere Jezus kan ons tot overwinnaars maken.”
De heer M. J. den Ouden vertelde over jongens die een keus moesten maken. Ds. J. S. van der Net sprak, in zijn openingswoord, de wens uit dat de jongeren niet alleen waren gekomen voor de gezelligheid, maar vooral ook voor hun zaligheid. Aan het slot van de bondsdag wees hij erop dat de deur van het hart wel dicht zit door de zonde, maar dat er aan de binnenkant van de deur wel wat te doen valt. „Zeg in het gebed maar heel eenvoudig tegen de Heere: Wilt U alstublieft uit genade de deur openmaken?”