„Islam verloochent eigen bron”
UTRECHT – Tussen de moderne islam en het klassieke islamitische denken bestaat een radicale breuk. Islamitische intolerantie van vandaag de dag heeft nauwelijks iets gemeen met het gedachtegoed van moslims in de tiende eeuw.
Dat betoogde prof. Michiel Leezenberg zaterdag tijdens een studieconferentie van de Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte in Utrecht. Centraal op de bijeenkomst stond een vergelijking van de christelijke met de islamitische filosofie.
Leezenberg, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, verzorgde de hoofdlezing. Hij benadrukte met klem dat de politieke, radicale islam van vandaag een hedendaags verschijnsel is „zonder precedenten in de islamitische geschiedenis.” Om die reden is de politieke islam volgens Leezenberg ook niet onveranderlijk en vormt die evenmin het wezen van de islam.
Hoewel islam en filosofie vaak als tegengesteld aan elkaar worden gezien, noemde Leezenberg dat „zo’n totale onzin dat het verbijsterend is dat dit beeld zo hardnekkig blijft bestaan.” De islam heeft volgens hem niet één, maar zelfs twee ‘verlichtingen’ doorgemaakt: in de tiende en in de negentiende eeuw. Deze ontwikkelingen sloten naadloos aan op de antiek-Griekse filosofie.
De grote filosofen in de islam, zoals Al-Farabi (10e eeuw) en Ibn Arabi (13e eeuw), stelden in navolging van Plato dat de filosofie allereerst is gebaseerd op de rede, en dus niet op de Koran. Religieuze openbaring is in die optiek slechts een vereenvoudiging voor eenvoudige mensen die niet tot filosofisch nadenken in staat zijn. „En iemand als Al-Farabi heeft met die opvatting nooit problemen gekregen.”
Niet alleen de rationele traditie binnen de islam was zeer verlicht en humaan, hetzelfde geldt volgens Leezenberg voor de klassieke mystieke islam. Iemand als de elfde-eeuwse filosoof Al-Ghazali, die de rationele kritiek onder vuur legde en vrede vond in de mystieke islam, vergeleek Leezenberg zelfs met Herman Dooyeweerd, grondlegger van de reformatorische wijsbegeerte. „Bij beiden zie je niet een nadruk op de rede, maar op het hart.”
Zelfs intellectuele voorlopers van de radicale islam vandaag de dag, zoals met name Ibn Taymiyya (vroege 14e eeuw) die de weg baande om islamitische heersers aan te pakken die niet voldoende volgens de sharia heersen, is volgens Leezenberg lang niet zo’n boeman als tegenwoordig van hem wordt gemaakt. „Toespraken van Bin Laden zijn doorspekt met verwijzingen naar Ibn Taymiyya, maar die arme Ibn Taymiyya zou zich omdraaien in zijn graf als hij dat wist. Hij is juist heel nadrukkelijk antirevolutionair te noemen.”
Uit de zaal kwam de vraag of Leezenberg de rol van de filosofie in de islamitische geschiedenis niet overwaardeert. Was bijvoorbeeld de tolerantie van de filosofen er ook in de vroege islam, ten tijde van Mohammed? Leezenberg betoogde echter dat er altijd openlijke discussies zijn geweest in de geschiedenis van de islam en dat die discussies de heersers vaak zelfs welgevallig waren.
Dat de praktijk van alledag desondanks tóch een ander –veel minder positief– beeld geeft van de islam, komt volgens Leezenberg in niet geringe mate door de rol van het Westen en met name het communisme. Hij wees op Sayyid Qutb, de in 1966 geëxecuteerde ideoloog van de Egyptische moslimbroederschap. Qutb was de grote inspirator van Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. „Qutb is werkelijk de allereerste denker binnen de islam die een revolutionaire ideologie predikt. Die ideologie heeft geen enkel precedent binnen de klassieke islam, maar is oneindig meer schatplichtig aan Lenin en diens communistische ideeën.”
Een zeer recent voorbeeld van de verbinding tussen de islam en het communisme vormt volgens hem de afgelopen weekend verdreven Tunesische dictator Ben Ali, bekend om zijn repressie. „Met alle geheime diensten, repressie en nadruk op ideologische zuiverheid is het de leninistische traditie die dominant geworden is in de Arabische wereld. Dat juist het Tunesische volk Ben Ali nu geweldloos heeft verdreven, is daarom een hoopgevend signaal. Iedereen die zegt dat de islamitische wereld niet op eigen kracht tot democratie kan komen, moet zich nog maar eens goed afvragen of die stelling houdbaar is.”
Op de conferentie werd behalve de hoofdlezing een aantal workshops gehouden. Onder anderen prof. E. Schuurman, G. J. Segers en de Turkse prof. B. Duran hadden daar de leiding.