Twee partijen
1 Petrus 4:18
„Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”
Petrus stelt in onze tekstwoorden de grote moeite voor die er aangewend moet worden om zalig te worden. Verder zegt hij hoe lichtvaardig zij verloren gaan die zich om hun zaligheid zo weinig bekommeren. O, reine en heilige God, Wiens ogen te rein zijn dat ze het kwade zouden kunnen aanschouwen. Ach, zie onze zonden niet aan en de veelvuldige gebreken die ons in dit onvolmaakte nog aankleven.
Wij vinden verder in onze tekstwoorden een vergelijking van twee onderscheiden partijen, namelijk de rechtvaardigen enerzijds en anderzijds de goddelozen en de zondaren. Wat van beide gezegd wordt, is het volgende: Indien de eerste nauwelijks zalig wordt, waar zal dan de andere verschijnen? Hij spreekt van rechtvaardigen. Daaronder verstaat hij niet de volmaakt rechtvaardigen, die niet in de strijdende, maar in de zegepralende kerk te vinden zijn. Het zijn niet zij die ten enenmale zonder zonde zijn. Want wie zal een reine geven uit een onreine? Niet een.
Zelfs de rechtvaardige zal zevenmaal vallen. Wie zegt dat hij geen zonde heeft, bedriegt zichzelf en de waarheid is in hem niet. Ook degenen die zichzelf voor rechtvaardig houden en anderen verachten, zoals de farizeeën deden.
Coenraad Mel, predikant te Hersfeld
(”De nauwelijks behouden rechtvaardigen”, 1745)