Verwoestend water Australië: Juist nu is Hij onze toevlucht
Nu het water in de Australische deelstaat Queensland zakt, begint de tragedie daar pas écht. Want met het dalen van het waterpeil keren mensen terug naar hun huizen. Om daar te ontdekken hoe vreselijk de verwoestende water- en modderstromen hebben huisgehouden.
Het moet iets hebben van het identificeren van omgekomen familieleden na een gruwelijk ongeluk: in je eigen huis waardevolle spullen besmeurd, geplet terugvinden. Je hoogstpersoonlijke woonkamer, je keuken: een complete ravage. De ”cleanup”, de grote schoonmaak, waarvan iedereen de mond vol heeft, houdt in feite in dat je persoonlijke bezittingen een voor een afschrijft, als afval weggooit. Het komt neer op kamer voor kamer, kast voor kast, lade voor lade je nederlaag belijden. Keer op keer diep buigen voor je grote tegenstander, die je met overweldigende kracht je tegen de grond heeft gesmakt.
Voorlopig is Queensland niet wat het was, de Australische deelstaat van de vakantiepret. Vooral de kuststrook was aantrekkelijk voor toeristen, en de namen van enkele stranden daar verraden die reputatie: Gold Coast, Sunshine Coast. Toerisme is er figuurlijk een goudmijn, letterlijk is Queensland dat ook: de bodem zit er vol met minerale rijkdommen. Dat zich daar een natuurramp heeft voltrokken, zal heel de wereld dan ook merken. Mijnbouwbedrijven van wereldfaam als BHP Billiton, Anglo American en Rio Tinto liggen zo goed als stil; de prijzen op de wereldmarkt voor onder andere cokes en aluminium zullen de komende tijd fiks stijgen.
Brisbane, in het uiterste zuiden van Queensland, begon in 1824 als een Britse strafkolonie voor misdadigers; in 1842 mochten ook gewone burgers zich er vestigen. De op twee na grootste stad van Australië is een echte waterstad, waar de rivier de Brisbane kronkelend doorheen loopt.
Traumatisch
Voor diegenen die de afgelopen weken op hun vlucht voor de kolkende watermassa traumatische ervaringen hebben opgedaan, moet de terugkeer naar hun woningen de komende dagen extra zwaar zijn. De afgelopen dagen verliepen voor velen dramatisch. Australische kranten staan vol met verhalen over ouders die hun kinderen voor hun ogen zagen wegspoelen, of kinderen die hun bejaarde ouders zagen verdwijnen in een vloedgolf. Wie zulke dingen heeft meegemaakt is nog lang niet aan schoonmaak toe.
En wat heet schoonmaak? Iemand die de watervloed in Brisbane van 1974 heeft meegemaakt, waarschuwde deze week dat die ”cleanup” betrekkelijk zal zijn. „De geur blijft nog vele jaren in je huis hangen: een moerasachtige stank die op snikhete dagen uit de muren en het plafond dampt en maar niet verdwijnt.”
Ds. James Klazinga, predikant van de Presbyterian Church van East Australia in Brisbane, een kleine gemeente van zo’n zestig leden, bivakkeert met zijn vrouw bij vrienden, nadat hun woning dreigde vol te lopen. Voordat ze vertrokken, hebben ze hun spullen op de tweede verdieping en op zolder gezet; Klazinga gaat ervan uit dat zijn bezittingen gespaard zijn gebleven. Weten doet hij het niet, want hij is nog niet teruggeweest. „We kunnen nu nog geen kant op.” Hij laat via de telefoon weten dat geen van zijn gemeenteleden door het water is gedupeerd. Iedereen zit volgens hem „high and dry.” Toch beseft ook hij heel goed dat het zwaarste nog moet komen: als ze de feitelijke schade gaan peilen en de rommel moet worden opgeruimd.
Rivierdelta
Niet alleen in Brisbane, ook in de wijde omgeving van deze stad heeft het water toegeslagen. Bijvoorbeeld in Lockyer Valley, een gebied dat wemelt van rivieren, kanaaltjes en vaarten, en dat meer op een rivierdelta lijkt dan op een dal. Een kleine 14 kilometer ten oosten van Brisbane ligt Toowoomba, een stadje waar hulpverlener George Elliot de afgelopen weken de handen uit de mouwen heeft gestoken. Vanuit zijn woonplaats Oaky, een plaatsje op twintig minuten rijden van Toowoomba, laat hij weten iedere dag druk te zijn met het transporteren en uitdelen van voedsel, kleding, speelgoed en tal van andere benodigdheden aan de duizenden evacués die in grote hallen en scholen zijn ondergebracht. „De meesten hebben helemaal niets meer.”
Elliot vraagt ook aandacht voor de omstandigheden van boeren in het gebied. „Er verblijft een boerenfamilie in het hotel waar ik zit en die vertelde me dat er na zeven jaar ernstige droogte dit jaar voor het eerst een fantastische oogst aan katoen op het land stond. Maar voordat ze die konden oogsten, sloeg het water toe en nu hebben ze niets meer om te oogsten.” Het is niet toevallig dat Elliot de boeren noemt. Als hulpverlener is hij verbonden aan ”Aussie Helpers”. Acht jaar geleden is de landelijke vrijwilligersorganisatie opgericht door Brian Egan, met als doel door aanhoudende droogte wanhopig geworden boeren bij te staan – met geld, voedsel, maar ook met psychische ondersteuning. Niet de overvloed, maar het ernstige tekort aan water is immers Australiës grootste probleem. „Toen enkele jaren geleden in Oaky tien zelfmoorden in korte tijd plaatsvonden, allemaal onder boeren, heb ik Egan gevraagd hier een afdeling van Aussie Helpers te starten.” Nu zijn de vrijwilligers dagelijks actief voor de slachtoffers van de watersnood.
La Niña
Tegelijk met de grote saamhorigheid die de Australiërs laten zien bij het lenigen van de nood, duiken in de media kritische analyses op met als thema: hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Queensland is in deze periode van het jaar –van januari tot maart– altijd al een natte boel, met gemiddeld 1300 millimeter regen in het noordelijk gelegen Cairns en 450 millimeter in Brisbane. Maar dat het er dit jaar uitzonderlijk heftig aan toe gaat, is te wijten aan La Niña (het meisje), een meteorologisch verschijnsel dat precies het omgekeerde effect heeft van het bekendere weerfenomeen El Niño (het jongetje). In plaats van opwarming van het oceaanwater voor de Zuid-Amerikaanse westkust (in een El Niñojaar) is er bij La Niña juist sprake van afkoeling van het water op die plek, waardoor extra veel warm water in de richting van Australië wordt gestuwd (bekend als de Walkercirculatie). Daar verdampt het en vanwege de luchtstroming vanuit zuidoostelijke richting veroorzaakt dat extreme regenval aan de Australische oostkust. La Niña was eerder extreem hevig in de periode 2007-2008.
Toch is hiermee lang niet alles verklaard. Dat vinden ook diverse politici in Queensland. Zo hekelt een socialist in een opiniebijdrage het demoniseren door de groenen van dammen, terwijl die volgens hem juist nuttig zijn om overtollig water vast te houden. „Maar”, schrijft hij, „in the Green quasi-religion dams are evil” (volgens de pseudoreligie van de groenen zijn dammen kwaadaardig.” ”Has Brisbane forgotten to build for the wet?” (Is Brisbane vergeten bij het bouwen rekening te houden met het water?) kopte een commentator deze week in een Australische krant. Hij schrijft dat projectontwikkelaars woningen en appartementen steeds dichter bij rivieren en vaarten zijn gaan bouwen. „Wie door Brisbane rijdt, ziet heel veel huizen die zijn neergezet in het overstromingsgebied van de rivier.”
Onverzekerd
Een doorn in het oog van een kritische commentator in The Australian („Neglecting to place a price on riks”) (Geen prijs gezet op risico) is dat veel bewoners van deze kwetsbare gebieden niet eens verzekerd zijn tegen de gevolgen van een watersnood. „Doordat de Australische regering altijd wel weer bereid is voor de kosten op te draaien, is daar ook geen enkele noodzaak toe.” De overheid biedt volgens hem in feite een gratis verzekering aan al die gedupeerden. Tegelijkertijd werkt dat als een beloning voor riskant bouwen, in plaats van dat daar juist een hoge prijs op staat. „Burgers worden zo niet gestimuleerd om zich tegen rampen te verzekeren en projectontwikkelaars en makelaars hebben geen last van hogere prijzen als gevolg van het bouwen in overstromingsgevoelige locaties.”
Hulpverlener Elliot vindt dat Australiërs „Moeder Natuur” nóg nauwlettender in de gaten moeten gaan houden, vanwege haar „geweldige kracht.” Dominee Klazinga denkt, zo vlak na de natuurramp, aan heel andere dingen. Op de vraag waarover hij morgen zal preken (de twee kerkdiensten zijn overigens nog helemaal niet zeker), antwoordt hij resoluut: „Over Psalm 121! Dat de Heere God juist in dit natuurgeweld onze Toevlucht blijft. Hij zorgt te midden van alle verwoesting voor Zijn volk.”