Voetbalsubsidie
De gemeente Den Haag is bereid 35 miljoen neer te tellen voor de bouw van een nieuw voetbalstadion. De resterende 10 miljoen voor dit centrum van volksvermaak moet door andere geldschieters op tafel worden gelegd. Het besluit van de Haagse raad is niet uniek. Besturen van verschillende grote gemeenten gingen hen voor bij het subsidiëren van de bouw van stadions. In andere plaatsen leenden stadsbesturen noodlijdende voetbalclubs miljoenen om deze van een dreigend faillissement te redden.
Het is verbazingwekkend met welk een vanzelfsprekendheid gemeenten de beroepsvoetbal draaiende houden. Opvallend is ook het grenzeloos optimisme bij veel gemeentebestuurders. Dat zich ook in de voetbalsector wel eens financiële tegenvallers kunnen voordoen, wuiven ze met het grootste gemak weg.Terwijl sommige clubs al meerdere jaren een dreigend bankroet boven het hoofd hangt en er geen enkel zicht is op een gezonde financiële exploitatie, pompen gemeenten keer op keer geld in deze tak van sport. Bij elke andere instelling of bedrijfstak zou zoiets voor onmogelijk worden gehouden. Maar als het gaat om voetbal is dat voor het gros van de gemeentebestuurders kennelijk de normaalste zaak van de wereld. En dat alles met het geld dat uiteindelijk afkomstig is uit de portemonnee van de lokale belastingbetaler.
Daar komt bij dat de financiële problemen in veel gevallen worden veroorzaakt door de absurd hoge salarissen die topsporters krijgen. Ook al zeggen gemeenten dat de spelers niet met subsidiegeld betaald mogen worden, indirect maken zij met hun financiële injecties het wel mogelijk dat voetbalverenigingen hun mannen vorstelijke salarissen geven.
Kritische opmerkingen over deze gang van zaken proberen lokale bestuurders nogal eens te weerleggen met het argument dat de voetballerij bijdraagt aan het imago van de gemeente. Uit een recent onderzoek van het bureau KPMG blijkt dat dit ernstig valt te betwijfelen. Het bizar en soms gewelddadig gedrag van voetbalsupporters doet eerder afbreuk aan het imago van een gemeente dan dat het op positieve wijze een bijdrage levert. Dat vanuit een christelijke levensovertuiging ernstige bezwaren tegen sportverdwazing en -verslaving zijn aan te voeren, snappen veel bestuurders al helemaal niet. Dat vinden ze slechts ridicuul.
Gemakshalve zwijgen voorstanders van het subsidiëren van voetballerij over de enorme kosten die de overheid maakt om wedstrijden in goede banen te leiden. Vorig jaar vergde dit van de politie bijna 300.000 manuren. Omgerekend is dat een bedrag van 15 miljoen euro.
Voetbal heeft volgens gemeentebestuurders een maatschappelijke functie en daarom geven ze financiële steun. Dat moge een gegeven zijn, maar er zijn veel meer instellingen die een rol in de samenleving vervullen. En die moeten het zonder subsidie doen of worden daar keer op keer op gekort. Wat te denken van kerkelijk gebonden jeugdwerk? In het kader van de afgelopen bezuinigingsrondes werd dat de laatste jaren fors gekort als het ging om overheidssubsidies. Terwijl daar overduidelijk meer aandacht wordt gegeven aan de overdracht van waarden en normen dan in de voetbalstadions gebeurt. De vergroving van het taalgebruik tijdens wedstrijden is schrikbarend. De voetbalorganisaties zelf tonen zich daarover bezorgd.
De gemeente Maastricht heeft deze week besloten een punt te zetten achter het geld pompen in de plaatselijke voetbalclub. Het college van B en W vindt het niet te verkopen om in een tijd dat iedereen de broekriem moet aanhalen, geld in een bodemloze put te gooien. Dat is een ferm besluit, dat zeker navolging verdient.