Opinie

De taxichauffeur en zijn beproeving

Met de vraag of moslims dezelfde God dienen als wij, heb ik me eerlijk gezegd nooit zo beziggehouden. Het beoordelen van iemands godsbeeld vond ik altijd meer iets voor theologische fijnproevers. Toch kon ik deze kwestie onlangs niet meer ontwijken, ook al ging het niet om Allah maar om een van zijn naaste concurrenten.

Jan van Klinken
7 January 2011 20:24Gewijzigd op 14 November 2020 13:11

Van de stad Melaka in Maleisië moesten mijn vrouw en ik per taxi naar de luchthaven van Kuala Lumpur, een reis van ongeveer twee uur. Op de taxistandplaats in het centrum wachtte een eenzaam brikje van een volslagen onbekend merk geduldig op klanten. De verschoten kleur van de lak boezemde weinig vertrouwen in, maar de chauffeur leek een geschikte kerel en zijn tarief was alleszins billijk. We kwamen uit op 45 euro, voor hem een wereldbedrag en voor ons de prijs van een retourtje Utrecht-Groningen. Allemaal blij, zeg maar.

De man stak zijn vreugde over deze buitenkans niet onder stoelen of banken. Het was de laatste tijd slappe hap vanwege de teruggang van het toerisme en dat baarde hem de nodige zorgen. Juist die ochtend had hij vurig gebeden of hij weer eens een lucratieve dag mocht hebben en zie, wat werd hem in de schoot geworpen? Hij was nog geen kwartier geleden aan het werk gegaan toen wij eraan kwamen. Zo’n miraculeuze verhoring had hij nog niet eerder meegemaakt.

We veerden overeind want dit beloofde een boeiende rit te worden. Een ontmoeting met een geloofsgenoot in een door en door islamitisch land, wie had dat gedacht? Dat wij nu juist zo’n cruciale rol speelden in de vervulling van zijn gebeden. Het was bijna te mooi om waar te zijn.

Reikhalzend informeerden we of hij christen was. Ai, dat viel tegen. Hij bleek boeddhist te zijn. Daar hadden we even geen beeld bij. Boeddha, wie was dat ook weer? In onze beleving in ieder geval geen echte god is en al helemaal niet iemand die gebeden kan verhoren.

Voordat we de conversatie over het geloof en zo konden voortzetten, nam de auto onze aandacht volledig in beslag. Nadat we de stad hadden verlaten, bleek het vehikel niet op stoom te willen komen. Zodra de chauffeur in zijn vijf toeren maakte, begon de motor hinderlijk te stotteren en zat er niets anders op dan terug te schakelen naar z’n vier.

Maar ook dat bood maar tijdelijk soelaas. Na een minuut of vijf begon de wagen vervaarlijk te trillen, wat voor de chauffeur het sein was om het toch maar weer in de hoogste versnelling te proberen. Dat ging dan weer een poosje goed, totdat het gesputter zo hevig werd dat er weer teruggeschakeld moest worden.

We voelden ons steeds onbehaaglijker. De reis duurde nog zeker anderhalf uur en dit kon toch eigenlijk niet goed aflopen. „De motor is het volgens mij niet helemaal eens met deze rit”, grapte ik in een poging de situatie te redden, maar de man achter het stuur kon er niet om lachen. Begreep hij niet waar ik me druk over maakte of zag hij het ook niet meer zitten? Het bleef een raadsel, maar zijn toenemende zwijgzaamheid was in ieder geval geen opsteker.

Toch was het niet de motor die ons op de vluchtstrook van de drukke snelweg deed stranden. De linkervoorband had het begeven. Dat was bij nader inzien niet zo verwonderlijk want het loopvlak was zo kaal als een biljartbal. Van apk hadden ze in dit land duidelijk nog nooit gehoord.

Nadat de chauffeur de bagage op het asfalt had geparkeerd en de reserveband uit de krochten van de kofferbak had opgediept, begon hij wat nerveus naar een krik te zoeken. Het resultaat was niet erg hoopgevend. Het ene ding dat hij uit de bak grabbelde, werkte niet en het andere was incompleet.

Toch liet hij de moed niet zo maar zakken. Met een aftandse schroevendraaier kroop hij ver onder de auto en probeerde hij het incomplete hulpstuk omhoog te wrikken. Maar wat hij ook ondernam, het onderstel kwam geen millimeter van de grond. Intussen was zijn hagelwitte overhemd helemaal besmeurd en zagen zijn handen zo zwart als roet. Wel tien keer bood hij zijn excuses aan.

Op zeker moment stopte een klein autootje met twee mannen. „Die proberen wat aan ons te verdienen”, waarschuwde de chauffeur. En inderdaad, ze wilden de auto wel omhoog krikken maar dat kostte –omgerekend– 5 euro. Voor de chauffeur zat er weinig anders op dan het in zijn ogen schandalige aanbod te accepteren. Of ik het bedrag wilde voorschieten, want hij had het niet.

Nadat de band was verwisseld, konden we opgelucht de reis vervolgen. Het was even stil totdat de drijfnatte chauffeur zelf het woord nam. „A test of God”, glimlachte hij toen de auto weer op snelheid lag en hij het pendelen tussen versnelling vier en vijf blijmoedig had hervat. We hadden er niet van terug. Over een kinderlijk geloof gesproken.

Hortend en stotend haalden we de luchthaven. De fooi die ik hem gaf, vond hij gênant. Die had hij helemaal niet verdiend. Hoe hij thuis is gekomen weet ik niet, maar hij zal Boeddha ongetwijfeld op zijn blote knieën hebben gedankt. En zo zijn we weer terug bij het begin: Zeg dan maar eens dat het adres niet klopt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer