Door gemengd huwelijk de oorlog overleeft
DEN HELDER – Ze waren Joods, en dus van een ras dat de nazi’s hartgrondig verfoeiden. Maar hun huwelijk met een niet-Joodse vrouw redde hun tijdens de Tweede Wereldoorlog het leven. Gemengd gehuwde Joodse mannen uit Noord-Holland werden in twee werkkampen zelfs vrij goed behandeld, zo concludeert de Documentatiegroep ’40-’45 na onderzoek.
De gemengd gehuwde mannen kregen een grote J in hun persoonsbewijs afgedrukt en ze droegen de davidsster, het gele stigma dat hen afzonderde vanwege hun afkomst. Ze werden echter niet weggevoerd naar de vernietigingskampen, ondanks de Duitse drang om al wat Joods was weg te vagen.
Toen in Amsterdam 2500 gemengd gehuwde Joden eind 1943 alsnog een oproep kregen, was dat slechts voor tewerkstelling: meehelpen aan de aanleg van het Amsterdamse Bos, of aan klusjes op de vliegvelden. Een aantal van hen kwam in ’t Zand en Groote Keeten terecht, twee kleine werkkampen in de omgeving van Den Helder.
Oorlogshistoricus drs. R. E. Taselaar verdiepte zich in de achterliggende tijd in de vrij onbekende historie van deze kampen. De 850 leden tellende Documentatiegroep ’40-’45, actief sinds 1963, wijdde recent het 500e nummer van het maandblad Terugblik ’40-’45 aan zijn onderzoek.
Bij ’t Zand werden de Joden ondergebracht in houten barakken. Ze maakten betonnen palen en plantten die als versperring in zee en langs de kust. De mannen kregen loon, al was het weinig. Het voedsel was schaars, maar mocht worden aangevuld met pakketten van het thuisfront. De vrouwen en kinderen kwamen ’s zaterdags en ’s zondags op bezoek. Dan mochten de dwangarbeiders bij de plaatselijke bevolking overnachten, waar het heel wat minder koud was dan op het stro in de barakken.
Taselaar kwam tijdens zijn onderzoek in contact met een dochter van een van de Joodse werkers. Zij stelde vanuit het Canadese Toronto vijf onbekende foto’s ter beschikking, gemaakt in het werkkamp in ’t Zand in juli 1944. Het zijn vrolijke afbeeldingen. De behandeling van deze Joden was lang niet slecht, zeker niet in vergelijking met hun familieleden en andere volksgenoten die bruut werden omgebracht.
Ze troffen het ook beter dan andere gemengd gehuwde Joden, die in 1942 in werkkamp Avegoor bij het Gelderse Ellecom verbleven en daar door SS’ers onmenselijk werden behandeld. Daar kwamen drie gevangenen om het leven; in de beide kampen boven in Noord-Holland was geen enkel slachtoffer. Er zijn plannen geweest om de Joden alsnog naar Duitsland weg te voeren als de geallieerden op de Nederlandse kust zouden landen, maar die zijn niet uitgevoerd.
De dwangarbeiders in kamp ’t Zand vrolijkten hun bestaan op door twee orkesten te vormen. Ze traden op in hun nette pak, mét davidsster. De kampleiding liet een podium en lessenaars maken en de vrouw van de kampleider deed mee als zangeres. Zelfs moet een Duitse soldaat nog even als accordeonist hebben meegedaan, maar dat vond de kampleiding toch wat te ver gaan.
Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, sloegen tal van Joden uit de kampen op de vlucht, ook uit angst alsnog gedood te worden door in paniek geraakte Duitsers. De kampen werden opgeheven. De dorpsbevolking gebruikte hout uit de leeggekomen barakken als brandstof. De contacten die tussen de inwoners en de kampbewoners waren ontstaan, hielden soms tientallen jaren stand.
De voormalige dwangarbeiders hielden zich tijdens de laatste oorlogswinter zo veel mogelijk schuil. Zij overleefden de oorlog. Velen van hen kwamen na de Bevrijding tot de ontdekking dat ze als enige of een van de weinigen van hun familie waren overgebleven.
documentatiegroep40-45.nl