Kerk & religie

„Zoek geen houvast in geschiedenis”

LEIDEN – Christenen moeten ervoor oppassen om hun identiteit aan de geschiedenis te ontlenen om daar zekerheid te zoeken.

Jan-Kees Karels
5 January 2011 09:41Gewijzigd op 14 November 2020 13:08

Dat stelt de Leidse rechtsfilosoof dr. Timo Slootweg, die zich in Luther en Kierkegaard heeft verdiept. Hij noemt het denken in christelijke „identiteit” een dubieus gebeuren. „Een christen verhoudt zich tot God en de naaste, dáárin is zijn identiteit gelegen. Deze verhouding kan zich op elk moment weer vernieuwen.” Slootweg ziet dat mensen in de moderne tijd geborgenheid zoeken, ook in de geschiedenis. „Men wil zich spiegelen aan een nationaal verleden. Vanuit christelijk perspectief moet je daar kanttekeningen bij plaatsen. Een christen zoekt rust bij God.”

Voor christenen ligt het toch voor de hand in Luther en Calvijn ‘ijkpunten’ te zoeken?

„Luther stond heel kritisch tegenover de geschiedenis. Hij ziet geschiedenis als het verhaal van de val van de mens. Hij werd geconfronteerd met een geschiedenis die het christendom had verkwanseld. Voor Luther is geschiedenis geen verhaal van bevrijding, maar van verslaving. We moeten ons niet wijs laten maken dat we kunnen vasthouden wat we nu hebben. Het gaat eerder om de hoop op de toekomst, om een voortdurende strijd tegen het onrecht. Deze reformatie ligt altijd vóór ons. Luther schrijft: Dít is het nut van de geschiedenis, wat het gewéten doceert. Het verleden vormt een belangrijk ijkpunt, maar wij moeten daar wel in geweten over oordelen. Het christelijk geweten is het centrale punt dat een mens met God verbindt.”

Kun je dan überhaupt wel van een christelijke identiteit spreken?

„De identiteit van een christen is in dit licht inderdaad dubieus. Bij Luther en Kierkegaard staat het existeren centraal: de christen verhoudt zich ten opzichte van God en de naaste. Dáárin, in die vrijheid of soevereiniteit, is zijn eigenlijke identiteit gelegen. Een christen kan aan de geschiedenis geen objectieve identiteit ontlenen. Door de liefde voor God wordt men een vraagteken voor zichzelf. „Ik ben mijzelf tot een raadsel geworden”, zegt Augustinus. Het christendom maakt je een raadsel voor jezelf, omdat je er zó eerst voor de ander kan zijn.”

Christelijke dogma’s zoals de tweenaturenleer en de triniteit zijn universeel geldig, en vormen zo de blijvende identiteit van het christendom.

„Ook als je je houdt aan deze universele geldigheid moet je dat vanuit een bevindelijk, persoonlijk engagement doen. Dat kan alleen voor zover je je werkelijk als persoon tegenover God bevindt. De betekenis van de Drie-eenheid is toch ook dat die verwijst naar een God die zich met ons persoonlijk in verbinding stelt?

Gaan Melanchthon en Calvijn al niet al teveel de richting op van allerlei zaken die er in dit opzicht eigenlijk niet toe doen, steeds verder in de richting van een verburgerlijkte, civiele religie? Een religie gefundeerd in behoeften, een ‘behoeftereligie’ die de ontmoeting met God –het Ogenblik– juist uit de weg gaat. Het christendom lijkt mij geen keurige leer te zijn. Het ís geen systeem, het doorbreekt juist ieder systeem, en iedere ethiek. Dat maakt het christendom ook telkens weer zo actueel. Als je zegt dat het christendom een systeem is, wordt het makkelijker het weg te zetten, of om je er juist al te gemakkelijk mee te identificeren. Maar als je onderkent dat het eigenlijk geen systeem is, dán wordt het interessant. Dan wordt het een zoektocht, een ongewis avontuur.”

Wat in kerkelijke sferen identiteit heet, zijn voor juristen bepaalde wetten en regels.

„Dat is inderdaad een overeenkomst. De juristerij heeft soms ook iets kerkelijks, met inbegrip van de prachtige rituelen die daarbij horen. De polemiek die Christus voert met de wetgeleerden heeft een duidelijke parallel met de huidige discussie over rechtsvinding. De mens is van nature bijgelovig. Hij denkt dat hij door wetten gerechtvaardigd wordt. En Luther zegt: Het wereldlijk recht bevestigt hem in die bijgelovigheid.

Maar als dat juist is, hoe komt een mens dan ooit op het spoor van de gerechtigheid in ware, goddelijke zin? Van nature, uit eigen beweging of op grond van de eigen rationele vermogens zal dat niet gebeuren. En dus moet er wel iets zijn, een beginsel, nee, een stem die misschien vanbinnen klinkt, maar juist van buiten komt. Dát nu is de paradox van de incarnatie. Anders komt hij daar niet uit. Dan blijft een mens voor altijd binnen die veilige, mooi afgeronde en autonome wereld van morele en juridische wetten en procedures. Zó krijgt hij nooit zicht op die enkele persoon, voor wie de gerechtigheid toch bedoeld is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer