Franse onderzoeker getuigt over Srebrenica
Een Fransman die jarenlang het onderzoek van de aanklagers van het Joegoslavië–Tribunaal in Srebrenica heeft geleid, is donderdag als getuige voor het tribunaal verschenen. De politieman Jean–René Ruez getuigt in de woensdag begonnen zaak tegen een groep Bosnisch–Servische officieren: Vidoje Blagojevic, Dragan Obrenovic en Dragan Jokic.
De drie waren betrokken bij de gebeurtenissen in juli 1995 rond het door de Verenigde Naties beschermde Bosnische plaatsje Srebrenica. Kort na de verovering daarvan door Bosnisch–Servische eenheden werden vele duizenden Bosnische moslimmannen en –jongens vermoord. Het onderzoek naar de massamoord loopt nog steeds. Inmiddels zijn de stoffelijke resten van ongeveer 3000 slachtoffers teruggevonden, minder dan de helft van het geschatte aantal vermoorde moslims uit Srebrenica.
De verdedigers klaagden er donderdag bij herhaling over dat Ruez getuigde zonder er zelf bij te zijn geweest. Hij heeft zijn kennis van de gebeurtenissen van derden, getuigen van wie de verdedigers de betrouwbaarheid niet kunnen nagaan. Rechter Liu Daqun nam kennis van de klachten, maar deelde kennelijk de visie van de verdedigers niet.
Ruez was de eerste rechercheur die de misdaden in en rond Srebrenica onderzocht. Hij werkte sinds april 1995 voor de aanklagers van het Joegoslavië–Tribunaal en werd na de eerste berichten over massaslachtingen naar de regio gestuurd. Hij arriveerde al op 20 juli 1995 in Tuzla en leidde het plaatselijk onderzoek naar de gebeurtenissen tot in 2001. Daarnaast werkte hij onder meer met de aanklagers samen in de zaak tegen generaal Krstic, de eerste persoon die wegens de volkerenmoord van Srebrenica werd veroordeeld. Dat was in 2001.
Het verhaal van Ruez moet een soort algemeen inzicht in de gebeurtenissen geven. De verhandeling van Ruez over de misdaden die rond Srebrenica zijn gepleegd, werd donderdag uitvoerig ondersteund met beeldmateriaal uit de dagen van het drama. Het verhoor gaat vrijdag door. De aanklagers tonen onder meer de roemruchte gesprekken die de Bosnisch–Servische bevelhebber Ratko Mladic had met de bevelhebber van de Nederlandse VN–blauwhelmen in Srebrenica, kolonel Karremans.
Mladic zegde toe te helpen bij de evacuatie van burgers en de Nederlandse VN–macht. De geterroriseerde burgers waren voor een groot deel uitgeweken naar de plaats waar de blauwhelmen zich hadden geïnstalleerd, een zone met enkele fabrieken buiten Srebrenica, Potocari genaamd.
Mladic en de zijnen zouden echter al tijdens de gesprekken met Karremans van plan zijn geweest de mannen van Srebrenica uit te roeien. Dat blijkt uit de verklaringen van de Bosnisch–Servische officier Momir Nikolic. Hij zou samen met Blagojevic, Obrenovic en Jokic terechtstaan, maar bekende op de valreep schuldig te zijn aan etnische vervolgingen. In ruil voor zijn bekentenis en medewerking zijn andere aanklachten vervallen. De bekentenis van Nikolic belast de drie die in dit proces zijn overgebleven. Ze worden beschuldigd van volkerenmoord, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, met uitzondering van Jokic die niet wegens volkerenmoord terechtstaat.