Gebed
Psalm 51:13
„…en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.”
Waarachtig berouw gaat altijd gepaard met een walging van zichzelf. Openbare zonden vragen altijd om openbare verootmoediging. De gelovige wenst en keurt het goed dat God verheerlijkt zal worden, als Zijn volk door zulke zonde bedroefd wordt.
De opmerkingen die ik nu gemaakt heb, verbinden als het ware de twee delen van dit gebed met elkaar. David zegt: Al mijn zonden, bij iedere stap en in iedere graad, ontstaan hierdoor dat God Zijn Heilige Geest van mij genomen heeft. Ik werd aan mijzelf overgelaten, opdat ik zou weten wat er in mijn hart schuilt. Heere, wat zal er van mij in de toekomst worden als gij mij van voor Uw aangezicht wegdoet? Als Uw Heilige Geest van mij weggenomen wordt, ben ik verloren. Dan ben ik ongeschikt voor iedere plicht. Dan zal ik bij iedere verzoeking vallen en mijn tegenwoordig gevoel van de zonde zal spoedig verdwijnen. Ik zal weer in de modder van zonde verzinken. Ik kan zonder de hulp van de Geest van God niet met God wandelen. Heere, wat Gij mij ook wilt onthouden, wil hierin acht op mij slaan: Laat mij Uw tegenwoordigheid en Geest, Uw Heilige Geest, behouden.
John Hill, predikant te Londen, ”Een ootmoedig gebed”