Het oude goud van de psalmen
Op vrijdag 12 november jl. overleed drs. A. Ros te Barneveld. Op 27 oktober vond een gesprek plaats over zijn boek ”Davids soete lier”, waarvan bijgaand verhaal de weerslag is. Deze week verschijnt het boek bij De Banier. In overleg met de familie wordt het artikel nu gepubliceerd.
Een volledig overzicht van de complete en gedeeltelijke psalmberijmingen die in het Nederlands taalgebied zijn verschenen, dat wil ”Davids soete lier” bieden. Bijzondere aandacht vraagt drs. A. Ros in het boek voor het oude gereformeerde goud onder de berijmingen.
„Psalmzingen is bidden”: Calvijn vond het boek der Psalmen het gebedenboek bij uitnemendheid. Luther roemde de psalmen vooral vanwege de duidelijke beloften over Christus’ sterven en opstanding. Van de zeker 74 volledige Nederlandse psalmberijmingen die er in de achterliggende eeuwen zijn verschenen, staan er vele in de traditie van de lutherse en de calvinistische reformatie.
„Dat is uniek in de wereld”, aldus Ros. „Als je bij die complete psalters ook de gedeeltelijke berijmingen betrekt, is het niet gewaagd te stellen dat nergens elders zo veel psalmbewerkingen gepubliceerd zijn als in de Nederlanden. Alleen al in de 17e eeuw verschenen er niet minder dan dertig nieuwe, complete psalmboeken. Men zei toen wel dat het nieuwe berijmingen regende.”
De interesse van de neerlandicus voor de psalmen bleek al in 1967, bij zijn afstuderen aan de kweekschool. Toen beschreef hij, heel beknopt, de geschiedenis van de Nederlandse psalmberijmingen. Zijn scriptie werd in 1972-1973 uitgegeven bij De Banier in Utrecht, in twee deeltjes van de BBG-serie.
Toen Ros in 2006 minder ging werken aan het Van Lodenstein College in Amersfoort had hij aanvankelijk het plan een studie te wijden aan de gereformeerde poëzie van de Nadere Reformatie. Toen toenmalig directeur van De Banier Otte hem echter vroeg opnieuw een uitgave over de psalmberijmingen te verzorgen, dook hij nogmaals in de materie. Hij verzamelde veel nieuwe gegevens. „Daarbij komt dat er sinds 1967 wel het een en ander is gebeurd. Van de nieuwe psalmberijming van 1967 tot het project ”Psalmen voor Nu”.”
Ondanks het feit dat hij ernstig ziek was, heeft Ros het achterliggende jaar, samen met zijn schoonzoon Dick Trouwborst, het project kunnen afronden.
Ros wilde enerzijds een literair-historisch boek. „Literair-historisch hebben de psalmberijmingen een geweldige impact gehad.” Anderzijds: „Als je niet ook de kerkhistorische en de kerkmuzikale kant erbij betrekt, is het armoedig. De psalmen werden in de kerk gezongen, of werden met het oog op de kerkzang gemaakt. Dat is de context waarin deze poëzie ontstond.”
De kerkelijke poëzie was ondertussen ook onderhevig aan de algemene ontwikkelingen op literair gebied. Een 16e-eeuwse berijming heeft andere kenmerken dan een 18e-eeuwse. Ros: „Oude Nederlandse berijmingen zoals die van Utenhove en Datheen passen literair gezien grotendeels bij de wat onbeholpen rederijkerspoëzie van die dagen. Bij Marnix van Sint Aldegonde ligt het anders. Zijn berijming is te zien als een overgang naar de 17e eeuw, als er meer aansluiting komt bij de poëziekenmerken van de renaissancedichters. In de 18e eeuw gaan dichters vooral letten op beeldspraak en consequente toepassing van de klassieke dichtregels.”
Dwars door die literaire veranderingen heen, bleef de Gereformeerde Kerk tot 1773 vasthouden aan Datheens berijming van 1566. Terwijl er tal van verbeterde en nieuwe berijmingen werden gepubliceerd. Ros: „Dat laat zien dat aansluiting bij het gedachtegoed van de kerk en de taalkleur van de berijming belangrijker werden gevonden dan de literaire kwaliteit.”
Datheen berijmde in „onbeholpen 16e-eeuwse rederijkersstijl.” Ook in de 21e eeuw wordt Datheen nog gezongen…
„Zelf heb ik vroeger in Waarde, toen ik daar wel eens logeerde, kennisgemaakt met de oude psalmen van Datheen. Ik moet zeggen: ik heb veel waardering voor Datheen, met name voor zijn reformatorische arbeid. Ik betrap mezelf er echter op dat ik tijdens het zingen van zijn berijming de zinnen zit te ontleden: Wat staat er nou? Ik denk dat je Datheen niet echt kunt leren waarderen als je er niet mee bent opgegroeid. De taalkundige kloof is toch wel vrij groot.”
U hebt veel waardering voor de berijming van Revius uit 1640.
„Ook Revius kun je nu niet zomaar zingen. Maar zijn psalmboek was een hoogtepunt. Aanvankelijk ging het slechts om een verbetering van Datheens psalmen, gaandeweg werd het echter een compleet nieuwe herdichting van de psalmen. Hij was als gereformeerd predikant-dichter en als revisor van de Statenvertaling bij uitstek geschikt om een Schriftgetrouw psalmboek te maken. Daarbij kwam zijn dichterlijke en muzikale begaafdheid: een bijna ideale omgeving. Daar had de kerk op in moeten springen. Helaas verliep de waardering voor Revius’ werk teleurstellend: praktische bezwaren en het feit dat er geen nationale synode was die daarover kon besluiten, zorgden ervoor dat men bij Datheen bleef. Mijns inziens een gemiste kans.”
In ”Davids soete lier” roert Ros de kwestie van de hedendaagse psalmberijming aan. Kerken in de gereformeerde traditie zullen op de Statenberijming van 1773 aangewezen blijven, schrijft hij, vanwege de aansluiting bij de Statenvertaling.
Tegelijk is het jammer dat een groot deel van het psalmboek niet gezongen wordt. Volgens Ros is het daarom „niet ondenkbaar” dat er voor die weinig gezongen psalmen gezocht wordt naar een „aansprekend alternatief, waarbij bijvoorbeeld Revius als bron kan dienen.” Als daar genoeg draagvlak voor zou zijn, „zou mogelijk namens de kerken een opdracht gegeven kunnen worden aan een instantie zoals de Gereformeerde Bijbelstichting om met behulp van het ‘oude goud’ te komen tot een aanvulling die bijdraagt aan het zingen van het gehele psalmboek.”
Wat staat u voor ogen?
„Laat ik vooropstellen dat ik ten aanzien van een heel aantal psalmen geen enkele reden heb om een andere berijming te willen zingen. Bij bijvoorbeeld Psalm 42 heb ik totaal geen behoefte aan twee versies. Zo’n psalm is te zeer geworteld en wordt zo breed gewaardeerd dat je daar helemaal niet aan moet komen. Je moet mensen niet vervreemden van de psalmen die ze nu hebben. Mijn dilemma is dat slechts de helft van de psalmen gezongen wordt. Neem Psalm 50. In de onberijmde tekst staat dat prachtige vers 17, waarin alles van het geloofsleven samenkomt: „Roept Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.” Dat zijn de drie stukken. In de berijming kun je dat vers haast niet zingen. Vers 6 ‘behandelt’ dit vers, weinig poëtisch, in twee regels, en gaat vervolgens verder met Gods spreken tot de goddelozen. Een predikant die over dit vers preekt, zal waarschijnlijk niet uit Psalm 50 maar uit Psalm 56 laten zingen, waar diezelfde waarheid naar voren komt. Dat is jammer. Voor zulke psalmen, die anders helemaal niet gebruikt worden, zou een alternatief uitkomst kunnen bieden.”
En dan valt u terug op oude 16e- en 17e-eeuwse berijmingen?
„Het beste zou zijn om in een paralleleditie naast de Statenberijming ook het mooiste van Datheen, Marnix en Revius op te nemen, natuurlijk hier en daar aangepast aan het huidige taalgebruik. Bij de psalmen die je zingt, moet je kunnen vertrouwen op het gereformeerde karakter van de berijming. Dat is bij die van Marnix en Revius helemaal het geval: de gereformeerde leer en het daarbij behorende idioom zijn duidelijk zichtbaar. En tegelijk zijn die berijmingen literair en muzikaal van een goede kwaliteit. Herziening van 1773 is mijns inziens niet haalbaar. Als je dan toch iets zou willen, kun je beter op het oude goud teruggrijpen.”
Wat heeft het bezig zijn met al die psalmen u persoonlijk gedaan?
„Luther zei: „In de psalmen wordt ons een blik gegund in het hart van de heiligen.” Zelf vind ik de uitdrukking dat de psalmen ”de ademtocht van de ziel” vormen, heel mooi. Als biddeloos mens krijg je in de psalmen de gebeden aangereikt. Er is geen gesteldheid van je hart te bedenken of de psalmen geven daar antwoord op. Tegelijk is het God Zelf Die in de psalmen tot Zijn kinderen spreekt. Die tekst uit Psalm 50: „Roept Mij aan in de dag der benauwdheid…” – dat zegt Christus als de grote Voorbidder. Daarom mag een berijming ook nooit een belemmering vormen om die woorden over te brengen.”
Welke psalm is u dierbaar?
„Naast de bekende psalmen 25, 42 en 89 noem ik dan de psalmen 6, 56 en 130, die persoonlijk bijzondere waarde hebben gekregen. Daar ligt heel de gang van het geestelijk leven in: boete, vertroosting en dankbaarheid. De drie stukken. Als je je ellende inleeft, ben je blij dat Psalm 6 in het psalmboek staat. Dan wordt zo’n psalm heel persoonlijk. Soms zijn het een paar regeltjes van een psalm die heel dierbaar worden. Als je in deze ziekte met beleving mag zingen: „En hebt ellendigen dat land/ Bereid door Uwe sterke hand”, dan gaat het niet meer over het land voor het volk Israël. Dan worden woorden zaken.”
Mede n.a.v. ”Davids soete lier. Vijf eeuwen Nederlandse psalmberijmingen”, drs. A. Ros; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2010; ISBN 978 90 336 0902 2; 432 blz.; € 34,90.
Drs. A. Ros
Drs. A. Ros (1946-2010) studeerde aan de kweekschool en Nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit van Utrecht. Veertig jaar werkte hij in het onderwijs: eerst als onderwijzer in het lager onderwijs, van 1975 tot 2006 aan het Van Lodenstein College in Amersfoort, waar hij Nederlands en kerkgeschiedenis doceerde. Vanaf 1978 was hij er conrector. Sinds 1992 was Ros bestuurslid van de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR). Hij publiceerde veelvuldig op het terrein van de kleine kerkgeschiedenis en de Nadere Reformatie en werkte mee aan uitgaven van de liedbundels van Van Lodenstein en Johannes Groenewegen. Jarenlang was hij redacteur voor het familieblad GezinsGids. Binnen de gereformeerde gemeente in Nederland te Barneveld diende Ros als diaken.
Davids soete lier
In ”Davids soete lier” geeft Ros „een zo compleet mogelijk” overzicht van de Nederlandse psalmberijmingen van de 16e tot en met de 20e eeuw. Na een inleiding over het Boek der Psalmen beschrijft Ros de psalmberijmingen van de Reformatie, waaronder die van Wittenberg, Straatsburg en Genève. Vervolgens komen de oude Nederlandse psalmberijmingen aan bod, onder andere de Souterliedekens en de berijmingen van David Jorisz. en Lucas de Heere. Uitvoerig staat Ros stil bij de oude gereformeerde psalmberijmingen: die van Utenhove, Datheen en Marnix van Sint Aldegonde. Vervolgens worden bijna zestig berijmingen uit de 17e eeuw voor het voetlicht gebracht, zoals de berijming van Camphuysen, Revius, Clercquius en Trommius. Uit de 18e eeuw komen zo’n dertig berijmingen aan bod, waarbij vooral de Statenberijming van 1773 uitvoerig wordt behandeld. De 19e eeuw leverde maar weinig psalmberijmingen op: nog geen tien. Vanuit de 20e eeuw worden zo’n twintig berijmingen beschreven, waaronder die van Hasper, Luijkenaar Francken, uitvoerig de berijming van 1967, van ds. Meeuse en Johan Janse. Ros sluit af met de ”Psalmen voor Nu” en het liedboek dat in 2012 moet verschijnen.