Refolutie
Onlangs mocht ik een lezing houden voor christelijke studenten. Hoewel ik mijzelf nog beschouw als jongere, realiseer ik mij dat zij in de toekomst de leidinggevende posities in de kerk en op scholen en andere christelijke instellingen zullen innemen. Verantwoordelijke posities. Hopelijk vragen deze studenten in hun gebeden of God hen wil gebruiken in Zijn Koninkrijk en of zij nuttig mogen zijn voor het christelijk volksdeel en breder.
Studenten zouden zich erop moeten instellen dat zij naast hun loopbaan voldoende tijd vrijhouden voor een zinvolle bijdrage aan de kerk, wellicht in een ambt, voor het schoolbestuur et cetera. Ik maak het te vaak mee bij een vacature in de kerkenraad dat wordt opgemerkt: „Oh, Piet is met pensioen, die heeft wel tijd voor het diakenambt.” Is de bloei van ons leven voor de carrière en kan God het restant krijgen?
We kennen het systeem van het geven van tienden. Pas dat ook toe op de tijd die je beschikbaar houdt voor het werk in Gods Koninkrijk. Dat kan een ambt zijn of het bestuurslidmaatschap van een christelijke organisatie. Het is noodzakelijk dat we hiervoor bekwame mensen hebben die midden in de samenleving staan.
En als academici een leidende (dienende) functie krijgen binnen onze gezindte, dan moeten zij goed zijn voor haar. Ga er niet boven staan, al zijn er de nodige gebreken en kleinburgerlijkheden. Misschien valt dat niet mee als je terugdenkt aan bruisende discussies in studentenkringen. Maar het is ónze gezindte waarin je onder Gods voorzienigheid bent opgegroeid. Denk niet: wat heb ik aan hen, maar vraag je af wat zij aan jou hebben. Alleen zó beleef je de gemeenschap der genade en der liefde, die in Christus is gegeven.
Laat de geest van Hoedemaker heersen: „Ik wens met Gods volk te leven en te sterven en heb niet nodig mijzelf één ogenblik te bedenken wanneer men mij vraagt: Hier hebt gij de beschaafde, methodische, met de tijd meegaande christen en daarnaast staat een bekrompen, onhebbelijk, ouderwets, met vele vooroordelen bezet, maar toch innig vroom man, de type van een afgescheidene uit de dagen van 1834, tot wie van deze beiden gaat uw hart uit? Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en ik behoor ongetwijfeld bij de man, die het verdacht vindt dat ik de waarheid, waarom het ons beiden te doen is, anders uitdruk als hij van zijn jeugd af gewend is geweest.”
Als deze studenten later worden geroepen tot het dragen van verantwoordelijkheden binnen onze gezindte, dan behoren zij eerlijk te zijn. Waak voor kerkpolitiek, die dikwijls minder verheffend is dan de Haagse politiek! Wie probeert zijn beslissingen te toetsen aan Gods Woord en wil gaan in het spoor van de kerk der eeuwen, kan een eenzame positie innemen. Soms word je niet begrepen door de rechterflank en gewantrouwd door de linkerflank. De indeling bij links of rechts ligt bijzonder subtiel in onze kringen, maar heeft vaak weinig te doen met gehoorzaamheid aan de Bijbel.
Wie de instelling van een jeugdouderling bepleit, is zomaar links. Wie dweept met langzaam zingen of met de kleur zwart, is rechts. Evenals degene die de doopbelofte minimaliseert of de toegang tot Christus op een smal kiertje zet. Wie recht wil doen aan de intenties achter de Herziene Statenvertaling is weer links. Evenals degene die geen winst ziet in een algemeen verbod op leggings onder een fatsoenlijke rok. Wie van een gezang in de eredienst geen halszaak maakt of de nationale synode niet bij voorbaat afkeurt, is… et cetera.
De lijst is eindeloos. Helder is dat niet bij al deze kwesties de fundamenten van het geloof in het geding zijn. In onze gezindte schrijven we soms liever af dan bij. Het vergt moed en geloof om een eigen, integere weg te gaan. Een echt geestelijke oriëntatie op de verzoening in Christus voorkomt een krampachtige omgang met bijzaken.
Elkaar bij de les houden, is plicht; elkaar afschrijven is zonde. Of, zoals een hervormd-gereformeerde predikant eens zei: „Wij hebben elkaars wonden niet groter te maken, elkaars strijd niet te verzwaren, maar elkaar te corrigeren, elkaar op te dragen in het gebed en naar de arbeid van Elia aller getal –hoe ver ook afgedwaald– in het oog te houden.”
De nieuwe generatie mag het kerkelijk leven best wat anders invullen dan de oudere. Niet elke verandering is een verbetering, maar wel is iedere verbetering een verandering. In de afgelopen decennia zijn onze bid- en boetedagen ingeruild voor rommelmarkt en braderie. Ook kan er geen kerkelijke activiteit lukken als er geen zangkoor komt aanrukken. Moeten we daar nu zuinig op zijn? Tijd voor een studentenrefolutie.
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.