Kritiek op mensenrechten niet terecht
Mensenrechten hebben een belangrijke functie om burgers te beschermen tegen een kwaadwillige overheid, stelt mr. C. J. R. van Binsbergen. Kritiek op mensenrechten is, ook Bijbels gezien, daarom niet terecht.
„Een mens heeft geen rechten.” Die uitdrukking valt nogal eens te beluisteren in reformatorische kring als het over mensenrechten gaat. Uit dogmatisch oogpunt valt die stelling in zekere zin te verdedigen en in ieder geval te begrijpen. Maar in het algemeen is dit toch niet juist.
Zo staat het Oude Testament –de zogeheten ”burgerlijke en politieke wetten”– vol met bepalingen die het leven van mensen onderling draaglijk moeten maken en houden. Juist dat laatste is ook de bedoeling van de moderne mensenrechtenverdragen. Al is het natuurlijk zo dat die verdragen niet vanuit theocratisch perspectief zijn opgesteld, maar vanuit het verlichtingsideaal van de individuele vrijheid.
Na de Tweede Wereldoorlog, met al zijn verschrikkingen, werd wereldwijd de behoefte gevoeld grondrechten mondiaal te erkennen. Dit resulteerde in fundamentele mensenrechtenverdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM, 1948) en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, 1950). Uniek voor het EVRM –dat dit jaar zijn zestigste verjaardag viert– is dat er een rechtsprekende instantie in het leven werd geroepen met bovennationaal gezag: het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Deze instantie behandelt klachten over mensenrechtenschendingen en kan staten daarvoor veroordelen.
Populisten
In de achterliggende decennia hebben zich geen wereldwijde conflicten meer voorgedaan. Mogelijk om die reden staan de klassieke mensenrechten in toenemende mate onder kritiek. Die kritiek komt van verschillende kanten.
In westerse democratieën worden mensenrechten als lastig ervaren omdat zij een rem zouden zetten op efficiënt en slagvaardig overheidsoptreden. Recente voorbeelden zijn de blokkering van de uitzetting van Iraakse asielzoekers door het EHRM, de streep door de antikraakwet en de door het EHRM opgelegde verplichting om aangehouden verdachten al vóór het eerste verhoor in contact te brengen met een advocaat. Recent is daar een nieuwe discussie bijgekomen: het EHRM zou aan de Europese landen vérstrekkende verplichtingen opleggen, zonder enige democratische controle en zonder voeling met wat er nationaal speelt.
Deze vormen van kritiek vinden inmiddels een voedingsbodem in brede lagen van de samenleving. Nationalistisch georiënteerde, populistisch getinte politieke partijen zijn geneigd hier hun voordeel mee te doen. Maar ook bij gevestigde partijen als het CDA is al jaren een neiging te bespeuren om een tegenstelling te creëren tussen mensenrechten –zoals het recht op privacy– en bijvoorbeeld openbare veiligheid.
Verzet tegen de mensenrechtenverdragen is er ook van een heel andere kant: de islamitische wereld. De Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), die 57 islamitische landen vertegenwoordigt, ziet een document als de UVRM als een seculier concept van joods-christelijke origine, dat door de westerse landen aan de wereld wordt opgedrongen. De universele verklaring staat bovendien op gespannen voet met de sharia. In de islamitische wereld is het draagvlak voor mensenrechtenverdragen dan ook beperkt.
De gestage drup holt de steen ook hier uit: de erkenning van mondiale mensenrechten wordt langzamerhand minder vanzelfsprekend. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. De overheid bestaat ten slotte ook maar uit mensen en ook de overheid heeft dus een natuurlijke neiging tot het kwade. Bescherming daartegen is een goede zaak. Het is waar, de overheid is Gods dienares (Rom. 13:4), maar daar staat nog iets achter: „u ten goede.”
Plakkaat van Verlatinge
Het is daarom jammer dat in de reformatorische kring ten aanzien van mensenrechten nogal wat terughoudendheid bestaat. Oud-RD-hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse liet zich nog in 1997 behoorlijk negatief uit over de UVRM, toen hij die kwalificeerde als een seculiere geloofsbelijdenis waarin werd voorbijgegaan aan het recht van God.
Deze aarzeling is wel begrijpelijk. Zaken als vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling zijn verdacht omdat zij hun wortels hebben in de verlichting. Daarbij komt dat de actuele interpretatie van bepaalde grondrechten bedreigend kan zijn voor bijvoorbeeld het reformatorisch onderwijs. Toch blijft het van belang om te onderkennen dat het goed is burgers te beschermen tegen inbreuken op vrijheden en overheidswillekeur.
Die gedachte is al oud, veel ouder dan de mensenrechtenverdragen. Denk aan het Plakkaat van Verlatinge (1581), waarbij de Lage Landen het gezag van koning Filips II verwierpen vanwege zijn als tiranniek ervaren gezagsuitoefening. Het plakkaat grijpt, op zijn beurt, weer terug op een grote (christelijke) denker uit de Middeleeuwen: Thomas van Aquino. Ja, zelfs in het Oude Testament vinden we al de notie dat de overheid (erfelijk) bezit van burgers moet respecteren. We zien dat duidelijk in de geschiedenis van Naboth (1 Kon. 21).
Laten daarom juist christenen en christelijke partijen zich sterk maken voor handhaving van de mensenrechten. En niet alleen omdat het bestaan daarvan voor henzelf ooit van belang zou kunnen blijken.
De auteur is partner bij Wille Donker advocaten te Alphen aan den Rijn.