Het kerkbezoek onder jongeren is licht afgenomen. Twaalf jaar eerder (in 1997) bezocht nog 28 procent van de 12- tot 25-jarigen wel eens een kerk, moskee of andere religieuze instelling, constateert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de Landelijke Jeugdmonitor. Acht procent van hen bezoekt één keer of vaker per week een godsdienstige bijeenkomst. Drie procent doet dat twee tot drie keer per maand, 3 procent één keer per maand en 7 procent gaat minder dan één keer per maand naar de kerk of moskee. Van de 25-plussers bezocht 28 procent wel eens een godsdienstige bijeenkomst.

Het CBS onderzocht voor de monitor hoe actief jongeren in de maatschappij zijn. Er staan cijfers in over heel verschillende onderwerpen, zoals gezondheid, onderwijs, maatschappelijke par- ticipatie, arbeidsmarkt en veiligheid. Centraal hierin staan trends en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren op het terrein van de jeugd hebben voorgedaan. „Ook door lid te zijn van een religieuze groepering kunnen jongeren participeren en contacten opdoen”, aldus het CBS.

Iets minder dan de helft van de jongeren behoort tot een geloof of kerkgenootschap. In 1997 was dat nog 55 procent. Deze afname volgt op de sterke daling in de jaren zeventig en tachtig. Ook in de oudere leeftijdsgroepen is de kerkelijkheid gedaald, maar die ligt met 57 procent wel hoger dan onder jongeren.

Het percentage rooms-katholieke jongeren van 12 tot 25 jaar daalde in de periode 1997-2009 van 26 naar 21 procent, terwijl het percentage moslims in die periode steeg van 5 naar 9 procent. Dat heeft volgens het CBS onder meer te maken met de toename van het aantal niet-westerse allochtonen onder de jongeren.

Veertien procent van de 12- tot 25-jarigen noemt zichzelf protestants en 4 procent geeft aan tot een andere religie dan het christendom of de islam te behoren.

Vergeleken met de 25-plussers zijn jongeren vooral minder vaak rooms-katholiek en vaker moslim. Zo is 29 procent van de mensen van 25 jaar of ouder rooms-katholiek en hangt 4 procent van hen de islam aan in de periode 2007-2009.

Jongeren van 12 tot 25 jaar hebben veel sociale contacten, vooral met vrienden en kennissen en iets minder met familie, aldus het CBS. Hun vriendengroep is divers en bestaat uit jongeren uit verschillende culturen en sociaaleconomische klassen en met verschillende opleidingsniveaus. In 2008 deden vier op de tien jongeren vrijwilligerswerk en boden drie op de tien informele hulp. Een deel van de jongeren deed beide.