Schepping zonder oorzaak
Waarom bestaat het heelal en waarom bestaan wíj? De reden is spontane schepping, betoogt Stephen Hawking in zijn nieuwe boek. Niet God maar de zwaartekracht zou het universum hebben gemaakt uit niets.
Het boek ”The Grand Design” van de vooraanstaande Britse kosmoloog Stephen Hawking hield al voor zijn verschijnen de religieuze gemoederen bezig. Het hoofd van de Anglicaanse Kerk, aartsbisschop Rowan Williams, stelde in het Britse dagblad The Times dat „natuurkunde de vraag waarom er iets is en niet niets, niet kan beantwoorden. Geloven in God is niet slechts het dichten van een kennishiaat. Het is een geloof in een intelligent levend Wezen, van Wie alles afhankelijk is.”
Williams werd daarbij gesteund door de leiders uit het gehele religieuze spectrum van Groot-Brittannië, onder wie opperrabbijn Jonathan Sacks, aartsbisschop Vincent Nichols van Westminster, de leider van de Rooms-Katholieke Kerk in Engeland en Wales en Ibrahim Mogra, imam en voorzitter van de moslimraad van Groot-Brittannië.
Een Nederlandse vertaling van zo’n spraakmakend boek kon niet lang uitblijven. Volgens de Nederlandse uitgever van ”Het grote ontwerp”, dat Hawking vanwege ernstige lichamelijke beperkingen samen met journalist Leonard Mlodinov schreef, gaat het boek verder waar Albert Einstein was blijven steken. Al in het eerste hoofdstuk stelt de Brit dat we intussen weten „hoe het heelal zich gedraagt.”
Hij pretendeert echter ook „de ultieme vragen van het leven, het universum en alles” te kunnen beantwoorden. „Waarom is er iets in plaats van niets? Waarom bestaan wij? Waarom hebben we deze specifieke verzameling natuurwetten en geen andere?”
Op deze vragen moet de natuurkunde het finale antwoord geven. Want zoals uit de lijn van zijn boek volgt, is de fysische werkelijkheid alles wat er is en heeft die ook een alomvattende verklarende kracht. „In de menselijke zoektocht naar kennis zijn het de natuurwetenschappers die momenteel de fakkel van de ontdekking dragen.” Hawking ontkent daarmee onder meer het bestaan van een geestelijke wereld.
Met Einstein concludeert hij dat de zwaartekracht „niets meer is dan een rimpeling in de ruimtetijd en dat wij in een vierdimensionaal heelal leven, dat van een driemensionale ruimte waaraan het begrip tijd is toegevoegd.”
Anders dan de meeste natuurkundigen heeft de kosmoloog geen moeite met de zwaartekracht, die zich anders gedraagt dan de andere drie natuurkrachten. Volgens Hawking biedt de ”supersymmetrische M-theorie” –een overkoepelende snaartheorie– momenteel de beste verklaring voor de samenhang van de natuurkrachten, de zwaartekracht incluis.
In deze theoretische, wiskundige wereld met elf ruimte-tijdsdimensies voelt hij zich als een vis in het water. „Trillende snaren, puntdeeltjes, tweedimensionale membranen, driedimensionale blobs en andere voorwerpen die moeilijker in beelden te vangen zijn en nog meer dimensies van de ruimte innemen.”
Dat dit tien in plaats van de drie ruimtedimensies lengte, breedte en hoogte oplevert, is geen probleem voor de kosmoloog. „Het idee is dat zeven van de ruimtedimensies zo klein zijn opgekruld dat ze ons niet opvallen en wij de illusie hebben dat alleen de drie grote ons bekende dimensies bestaan.”
Hawking werkt op basis van de M-theorie gericht toe naar een alomvattende verklaring van het heelal. In een stabiel heelal kan positieve energie van materie worden gecompenseerd door negatieve zwaartekracht, beweert hij. „Omdat een wet zoals de zwaartekrachtwet bestaat, kan en zal het heelal zichzelf uit niets scheppen. Spontane schepping is de reden waarom er iets is in plaats van niets, waarom het heelal bestaat, waarom wij bestaan.”
Met instemming citeert hij de Franse atheïst Simon-Pierre Laplace: „Ik heb de God-hypothese niet nodig.” Dat hij bewust wil afrekenen met een bepaald Gods- en scheppingsidee blijkt uit allerlei opmerkingen die hij schijnbaar achteloos ventileert.
Niet gehinderd door enige Bijbelkennis –bijvoorbeeld Jesaja 40– poneert Hawking: „In de tijd dat de Bijbel werd geschreven, geloofde de mensen dat de aarde plat was.”
Ook steekt hij de draak met „mensen die het scheppingsverslag zoals beschreven in Genesis 1 letterlijk nemen, ook al bevat de aardbodem fossielen en andere bewijzen die de wereld veel ouder doen lijken. Heeft God die bewijzen bewust geschapen om ons voor de gek te houden?” Ook de Ierse bisschop James Ussher, die de schepping van de wereld dateerde „op 27 oktober 4004 voor Christus om 9 uur ’s ochtends” wordt fijntjes belachelijk gemaakt.
Zijn kritiek richt zich slechts eenzijdig op hem onwelgevallige elementen die mogelijk luizen in de pels zijn van zijn wetenschappelijke ideeën. Hij verdoezelt bijvoorbeeld problemen die de oerknaltheorie heeft met het verklaren van de uniforme temperatuur in het heelal.
Daarnaast omzeilt Hawking de problemen die de zogenaamde supersymmetrie met zich meebrengt. Deze is namelijk nog nooit aangetoond en bestaat slechts in zijn verbeelding en die van sommige andere natuurwetenschappers. (Het is overigens opmerkelijk dat hoewel de Brit het bestaan van een geestelijke wereld ontkent, een verklarend model zoals zijn M-theorie slechts door tussenkomst van de menselijke geest kan bestaan.)
Hawking poneert op basis van zijn M-theorie ook andere zaken, zoals de theoretische mogelijkheid dat er 10exp500 (een 1 met 500 nullen) heelallen bestaan. Dat is echter pure speculatie en heeft niets met wetenschap te maken.
Het grootste bezwaar tegen het boek van de kosmoloog is echter dat hij stelt met zijn scheppingstheorie een antwoord te hebben op de waaromvragen van het leven. Hij heeft daarop echter nog niet het begin van een antwoord geformuleerd. Hij blijft steken bij een speculatieve bespreking van de hoevragen, waarmee hij de lezer ten slotte ontredderd achterlaat.
Door de bijzonder nauwkeurige afstemming van de natuurconstanten slechts te beschouwen als reden voor een schepping door de zwaartekracht, sluit Hawking bewust zijn ogen voor een heenwijzing naar de Oorzaak, de goddelijke Almacht die deze unieke omstandigheden heeft geschapen. Daarmee geeft hij het schepsel –de zwaartekracht– de eer die God de Schepper toekomt.
Het grote ontwerp. Een nieuwe verklaring van het universum, Stephen Hawking en Leonard Mlodinov; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 351 318 73; 216 blz.; € 18,95.