Geen onrecht
Mattheüs 20:;1
„Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer (…) om arbeiders te huren in zijn wijngaard.” De arbeiders die het laatst geroepen zijn, ontvangen het eerst hun loon. Het is net zo veel als dat van hen die het eerst geroepen zijn en de gehele dag gearbeid hebben.
De joden dan die het eerst geroepen waren, murmureerden tegen de heer van het huis. Zij zeggen: Deze laatsten hebben maar een uur gearbeid, dat is: Deze heidenen zijn het allerlaatst geroepen en hebben maar een korte tijd het zware juk gedragen. Evenwel, u hebt ze ons gelijk gemaakt, terwijl wij de last van de dag en de hitte gedragen hebben.
De heer van het huis weerlegt dit als hij zegt: Vriend, ik doe geen onrecht. Bent u het met mij eens geworden voor een penning, neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatste arbeiders hetzelfde geven als u. Of is het mij niet geoorloofd te doen wat ik wil met het mijne? Of is uw oog boos omdat ik goed ben?
Alzo zullen de laatsten (versta de heidenen) de eersten zijn en de eersten (versta de joden) de laatsten. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”Arbeiders in de wijngaard”, 1754)