Macht Europese vorsten verschilt per land
Premier Rutte moet zich buigen over de positie van de koningin in het staatsbestel. De Tweede Kamer vroeg hem dat te doen. Hoe is de positie van de regerend vorst in andere Europese landen? Een overzicht.
Alle landen in Europa met een vorst als staatshoofd noemen zich een constitutionele monarchie. Dat wil zeggen dat de landen een monarch aan het hoofd hebben, maar dat diens macht en bevoegdheden duidelijk verwoord zijn in de (grond)wet c.q. constitutie. In die grondwet staat dan veelal een formulering die ervoor zorgt dat de uitvoerende macht bij de regering en de wetgevende en controlerende macht bij het parlement ligt.
De macht en invloed van de koning, koningin, prins of groothertog variëren zeer. Vooral in kleine vorstendommen zoals Liechtenstein en Monaco is de macht van het staatshoofd erg groot, maar ook daar vindt een zekere controle door de regering en/of het parlement plaats.
Van de grote landen hebben vooral de koningen van Spanje en Noorwegen formeel veel directe invloed op het beleid. In beide landen gebruiken de koningen de hun toegeschreven macht echter niet, maar laten het beleid over aan de regeringen. In tijden van crisis, zoals een oorlog, kunnen zij wel een beroep doen op de bijzondere bevoegdheden.
De Zweedse koning heeft van de monarchen de minste directe invloed op het beleid. Zweden kent een ceremonieel koningschap. In Luxemburg wordt gewerkt aan een aanpassing van de grondwet waardoor de groothertog alleen nog een ceremoniële functie houdt. Verschillende politieke partijen in de Tweede Kamer willen een vergelijkbare aanpassing in Nederland.
Nederland
Staatshoofd: koningin Beatrix
Staatsvorm: constitutionele monarchie
Verhouding tot regering: De koningin is lid van de regering. Concreet betekent dit dat zij ministers adviseert. In de wet staat echter dat zij onschendbaar is. De verantwoordelijkheid voor beleid ligt bij de bewindspersonen.
De koningin benoemt mensen op vooraanstaande posten in het binnenlands bestuur en in de rechterlijke macht. Bij de kabinetsformatie vervult de koningin een rol bij de vorming van een nieuw kabinet door de benoeming van een formateur. Zij doet dit echter altijd na overleg met al haar adviseurs en de fractievoorzitters.
Wetten zijn pas geldig na ondertekening door de koningin en de minister. Daarnaast heeft de koningin veelal ceremoniële taken.
België
Staatshoofd: koning Albert II
Staatsvorm: constitutionele monarchie met bijzondere verhouding vorst-volk
Verhouding tot regering: De Koning der Belgen is koning bij de gratie van de Belgen, niet bij de gratie Gods. De koning staat niet boven hen. Hij belooft zijn landgenoten –niet onderdanen– dat hij de onafhankelijkheid zal handhaven. De troon is van de Belgen en niet van de koning in persoon. De koning mag de troon gebruiken in ruil voor zijn eed.
De koning moet daarom ook verantwoording afleggen aan zijn landgenoten, vertegenwoordigd in het parlement. De macht is namelijk van het volk en niet omgekeerd.
De Belgische koning is neutraal. Hij fungeert als een soort scheidsrechter en is hoofd van de drie machten, die elk verantwoording moeten afleggen.
De politieke macht van de koning is uiteindelijk beperkt. Wel kan hij ministers benoemen en ontslaan en het parlement ontbinden. Bij de formatie wordt aan hem gerapporteerd en kan hij opdrachten geven en verzoeken weigeren.
Hoge magistraten worden door de koning benoemd, maar altijd op voordracht van de regering.
Luxemburg
Staatshoofd: groothertog Henri
Staatsvorm: constitutionele monarchie, waarin de groothertog een ceremoniële rol krijgt
Verhouding tot regering: Formeel heeft de groothertog verreikende uitvoerende en wetgevende bevoegdheden. Hij benoemt en ontslaat de regering. Hij ondertekent de wetten.
In praktijk heeft de groothertog alleen maar representatieve taken. De groothertog staat boven de partijen. Hij kan de Kamer van Afgevaardigden naar huis sturen, maar van dat recht heeft hij nog nooit gebruikgemaakt.
In 2008 weigerde de groothertog een nieuwe euthanasiewet te tekenen. Dat vormde voor het parlement de aanleiding voor een aanpassing van de grondwet waardoor de groothertog in de toekomst alleen nog maar een representatieve rol heeft.
Groot-Brittannië
Staatshoofd: koningin Elizabeth II
Staatsvorm: constitutionele monarchie
Verhouding tot regering: Het Verenigd Koninkrijk heeft geen echte grondwet, maar in de wet staan wel bepalingen over de rol van het staatshoofd. De koningin is in de praktijk een ceremonieel staatshoofd, omdat zij vrijwel al haar besluiten in opdracht van of na overleg met de regering neemt. De koningin is opperbevelhebber van het leger. Zij is niet bij de rechtspraak betrokken, maar er wordt wel recht gesproken in haar naam.
De koningin opent het parlementair jaar met een rede. Die rede is –net als in Nederland– opgesteld door de regering. De koningin ontbindt het parlement en verzoekt na verkiezingen de winnaar om een regering te vormen. Zij overlegt regelmatig met de premier over beleidsstukken.
Noorwegen
Staatshoofd: koning Harald V
Staatsvorm: constitutionele monarchie, waarin de koning veel rechten en macht heeft, maar die alleen in bijzondere situaties gebruikt
Verhouding tot regering: Op papier –in de grondwet– ligt de uitvoerende macht bij de monarch en heeft hij veel te zeggen, maar in de praktijk wordt die macht door een raad van ministers vormgegeven. Noorwegen functioneert als een parlementaire democratie. Doordat de koning officieel veel macht heeft, weet hij zich goed beschermd. In tijden van grote crisis, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog, kan het Noorse staatshoofd de macht wel gebruiken en goed benutten. De rol van de koning is vooral ceremonieel. Hij bekrachtigt wetten. Officieel kan hij er een veto over uitspreken, maar dat gebeurde meer dan een eeuw geleden voor het laatst. Na verkiezingen vraagt de koning de leider van het grootste blok in het parlement een regering te vormen. De koning is ook beschermheer van de Kerk van Noorwegen. De koning is de hoogste baas van het leger.
Zweden
Staatshoofd: koning Carl XVI Gustaf
Staatsvorm: constitutionele monarchie, waarin de koning een ceremoniële rol heeft
Verhouding tot regering: De koning is sinds 1974 geen lid van de regering meer, maar nog wel het staatshoofd. De functie is ceremonieel. Bijvoorbeeld internationale verdragen worden ondertekend namens de regering, niet door het staatshoofd. De premier wordt gekozen door het parlement en benoemt de ministers. De koning is voorzitter van het orgaan dat de voorbereidingen voor de vorming van een nieuwe regering treft.
De koning heeft wel de hoogste rang in het leger. Ook is de Zweedse koning voorzitter van het comité voor Buitenlandse Zaken, een instelling die het staatshoofd, de regering en de fractieleiders informeert over buitenlandse zaken.
Denemarken
Staatshoofd: koningin Margaretha II
Staatsvorm: constitutionele monarchie
Verhouding tot regering: De koningin vormt samen met het parlement de wetgevende macht. De uitvoerende macht ligt bij de koningin en haar ministers. De koningin heeft vooral ceremoniële taken, maar kan in bijzondere (nood)situaties actiever zijn. De Deense koningin heeft nog altijd drie belangrijke rechten: het recht om geconsulteerd te worden, om te adviseren en om te waarschuwen. De premier en de minister vragen daarom de Raad van State regelmatig om advies en de premier en de minister van buitenlandse zaken praten regelmatig met de koningin over het beleid.
Spanje
Staatshoofd: koning Juan Carlos I
Staatsvorm: constitutionele monarchie, waarin de vorst een centrale plaats in het bestel inneemt en nauwe contacten met kabinet heeft
Verhouding tot regering: De Spaanse grondwet van 1978 herstelde na het regiem van Franco de constitutionele monarchie. De Spaanse koning belichaamt en personifieert de staat, de eenheid en de onvergankelijkheid van de Spaanse staat, zo verwoorden de Spanjaarden het. De koning wordt als een vader van de natie gezien.
De koning bekrachtigt wetten, kan het parlement ontbinden (binnen in de grondwet gesteld kaders), beëdigt ministers en is opperbevelhebber van het leger. De regering bepaalt echter het beleid, zo stelt de grondwet. De Spaanse koning is actief betrokken bij de vorming van een regering door het benoemen van de beoogd premier, na consultatie van de fracties in het parlement. De koning is formeel vrij wie hij benoemt, maar luistert goed naar de wensen van het nieuwe parlement.
De koning mag formeel vergaderingen van het kabinet voorzitten, maar maakt daar alleen in uitzonderlijke situaties (rampen) gebruik van. Een of twee keer per jaar woont hij een vergadering bij om zich te laten bijpraten.
Monaco
Staatshoofd: prins Albert
Staatsvorm: constitutionele monarchie, met veel macht voor de vorst
Verhouding tot regering: Tot de monegaskische revolutie van 1910 en de nieuwe grondwet van 1911 waren de prinsen van Monaco absolute vorsten. Hoewel de vorst de macht deelt met het parlement heeft prins Albert door zijn rijkdom en vele bezittingen (vastgoed en grond) veel te zeggen in het vorstendom. Hij is net als de vorst van Liechtenstein dagelijks direct bij het bestuur van het prinsendom betrokken. De prins vertegenwoordigt zijn natie in het buitenland. De rechterlijke macht valt ook onder de prins.
Naast de vorst staat een minister van staat, een soort premier, die leidinggeeft aan vijf ministers. Tot 2002 moest de minister van staat een Fransman zijn –Frankrijk zorgt voor de militaire bescherming van Monaco–, maar na een aanpassing in de grondwet, mag de functie ook door een Monegask worden bekleed. De minister van staat wordt benoemd door de vorst.
Liechtenstein
Staatshoofd: prins Hans-Adam II, dagelijkse gang van zaken ligt bij zoon en beoogd opvolger prins Alois
Staatsvorm: constitutionele monarchie, met veel macht voor de vorst
Verhouding tot regering: Liechtenstein is een constitutionele monarchie. De vorst van Liechtenstein vertegenwoordigt het vorstendom in het buitenland. Hij kan een veto uitspreken over wetten, ook kan hij referenda uitschrijven
De uitvoerende macht ligt bij de vorst, een premier en vier ministers. De minister worden benoemd door de vorst op voordracht van het parlement.
Sinds 2003 heeft Liechtenstein een nieuwe grondwet. Twee derde van de inwoners sprak zich toen in een referendum uit voor meer bevoegdheden voor vorst Hans Adam II en zijn familie. De vorst heeft veel steun. Door zijn vele bezittingen en grote rijkdom heeft hij ook grote invloed in het land. Zo heeft hij ook greep op het bankwezen in Liechtenstein.