Politiek

CU zoekt: waar bleef de zesde zetel?

DEN HAAG – De ChristenUnie verloor bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni haar zesde zetel en moet het nu met vijf volksvertegenwoordigers doen. Er zijn drie oorzaken aan te wijzen voor het verlies.

Redactie politiek
10 December 2010 22:50Gewijzigd op 14 November 2020 12:52
CU-leider Rouvoet. Foto ANP
CU-leider Rouvoet. Foto ANP

Tenminste, dat blijkt uit de nieuwste uitgave van het ChristenUniepartijblad HandSchrift, dat vrijdag bij partijleden op de deurmat viel. Tjitske Kuiper en Bernadetta van den Berg schreven samen een artikel over het verlies, dat mede is gebaseerd op een onderzoek dat na de verkiezingen is gehouden uitgevoerd het bureau MarketResponse.

De eerste conclusie is gebaseerd op het stemmenverlies per provincie. Daaruit blijkt dat de mate waarin verschillende provincies de winst die in 2006 werd geboekt, konden vasthouden, heel verschillend is.

In de provincies Limburg, Noord-Brabant en Noord-Holland verloor de ChristenUnie verhoudingsgewijs de meeste stemmen. In percentages uitgedrukt bedroeg het verlies respectievelijk 50, 35 en 33 procent. „De groei die we als partij in 2003-2006 hebben doorgemaakt, hebben we met name in deze provincies niet vastgehouden”, aldus de scribenten.

Het verlies in de drie provincies is beduidend meer dan in andere provincies. In Overijssel heeft de partij het minst verloren, namelijk 10 procent.

Uit nader onderzoek blijkt dat de ChristenUnie in plaatsen waar ze traditioneel goed is vertegenwoordigd, relatief minder stemmen verloren heeft dan in plaatsen waar geen ChristenUnievertegenwoordigers actief zijn, namelijk 9 tegenover 32 procent. Volgens de scribenten heeft een plaatselijk actieve ChristenUnie een positief effect op de landelijke verkiezingen.

Kuiper en Van den Berg stellen op grond hiervan dat het merendeel van de vaste achterban de ChristenUnie trouw is gebleven en dat relatief veel nieuwe stemmers de partij de rug toekeerden.

De tweede conclusie in het artikel luidt dat de niet-stemmers relatief voor het grootste verlies zorgden. Weliswaar wist de partij in juni een kleine 10.000 mensen aan te trekken die in 2006 niet stemden, maar daartegenover staat een groep van ruim 46.000 kiezers die in 2006 wel op de partij stemden, maar in 2010 niet.

In percentages uitgedrukt is dat 16 procent van de stemmen op de CU. Voor 20 procent van deze groep was deelname van de CU aan de regering reden op niet meer te gaan stemmen. Tien procent van deze groep heeft niet gestemd vanwege de homodiscussie in de partij.

De grootste uitwisseling van kiezers vond plaats met het CDA. De partij kreeg er in juni 27.000 CDA’ers erbij, maar verloor er 30.000 aan de christendemocraten. Opmerkelijk dat er 15.000 CU-stemmers naar de PvdA gingen en 7200 van de PvdA naar de CU. De uitwisseling met de SGP is relatief gering: 2800 SGP’ers gingen ChristenUnie stemmen en 5200 personen maakten de omgekeerde beweging.

De derde en laatste conclusie is dat strategisch stemmende kiezers de ChristenUnie behoorlijk parten hebben gespeeld. Strategisch stemmen was volgens Kuiper en Van den Berg een veelgebruikt argument om uit te waaieren.

Kiezers waren in het algemeen positief over de inhoud van het verkiezingsprogramma (71 procent) en over deelname van de CU aan de regering (40 procent). Slechts voor 35 procent van de kiezers is binding aan de partij van doorslaggevende betekenis om CU te stemmen.

De eindconclusie van de scribenten luidt: „Christenen lijken meer en meer pragmatisch en/of strategisch te stemmen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer