Uit Uruzgan: Overschakelen op de ontspanningsmodus
Het is deze laatste week van de uitzending een kwestie van uit de koffer leven. Na veel reizen, vliegtuigen pakken en wachten komen we –een groep van ongeveer honderd uitroterende militairen– aan op Kreta, het eiland waar Defensie een zogenoemd adaptatieprogramma aanbiedt aan alle uitgezonden militairen.
Gedurende de reisdagen laten we het werk van de afgelopen maanden wat los. De ingesleten routines van het werk worden doorbroken door de reisindrukken. Tijdens een tussenstop van anderhalve dag in het Midden-Oosten schakelen de militairen zichtbaar over op de ontspanningsmodus. Burgerkleding is nu toegestaan en wordt subiet aangetrokken. De zon wordt volop genoten. Het stof van Tarin Kowt en het geluid van de aggregaten is opvallend afwezig. We ervaren wat in de Bijbel ergens het „suizen van een zachte stilte” wordt genoemd.
Op Kreta aangekomen worden we opgevangen in een hotel. De ruime kamers doen onwennig aan. Waren we in Tarin Kowt gewend aan een gepantserde kamer van bescheiden afmetingen die we met vier personen moesten delen, hier is een overvloed aan ruimte. Er zijn vaste kasten en sanitair is bij de kamer inbegrepen. De gemakken, de luxe van het westerse burgerleven voelen als nieuw aan. De subtropische begroeiing –ook in december bloeien er op Kreta rozen– steekt scherp af bij Uruzgan, dat voor een groot deel woest en ledig is.
De Afghanen zullen de komende winter in hun eenvoudige quala’s (woningen) moeten doorbrengen, realiseer ik me. Veel militairen hebben bij vertrek dekbedden, lakengoed en overtollige burgerkleding achtergelaten om ingezameld te worden voor de lokale bevolking. Toch is het moeilijk om zonder iets van schuldgevoel het land te verlaten en de draad in het overdadige, om niet te zeggen: verwende Nederland, weer op te pakken.
Op Kreta beleven we onze schakelperiode; we dienen de overgang weer te maken naar de thuissituatie in Nederland. Ik merk dat ik in dat verband bezig ben met terugkijken en vooruitkijken. Tweevoudig terugkijken: wat heeft Nederland in Afghanistan kunnen betekenen? En: wat heb ik als ”verbi Divini minister” kunnen betekenen voor militairen en burgers? Heb ik genoeg gedaan? Ben ik wel trouw geweest aan mijn hoogste Commandant? Wat betreft het land Afghanistan: de tijd zal leren hoe het met het land gaat. Wat het Koninkrijk der hemelen aangaat, houd ik me eraan vast dat naar het woord van Paulus de arbeid „in de Heere” niet ijdel zal blijken te zijn.
Als ik vooruitkijk, zie ik nog veel werk in Nederland liggen. Theologische bezinning, werk in de defensieorganisatie en werk in de kerken. Maar waar ik nu het meest naar uitzie is de hereniging met mijn liefste en onze kinderen en met wat Kohlbrugge eens „het trouwste schepsel op aarde” noemde: ons hondje.
Ds. P. L. D. Visser, krijgsmachtpredikant vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken, is eind juli uitgezonden naar Uruzgan. Dit is de laatste impressie van zijn verblijf aldaar.