Spijt of berouw
Daar zat ik dan, op een fluwelen stoel. Bevend, want voor mij zaten de rechters, links van mij de beklaagde, een moordenaar, rechts de volksjury, achter de pers en het vele publiek. Publiek belust op sensatie. Eén jaar lang had ik de verdachte moordenaar begeleid, wekelijks met hem gesproken. Bij elke eredienst was hij aanwezig. De man had een verschrikkelijk verleden, een spoor van bloed achter zich gelaten in verschillende landen.
Op een dag vroeg hij mij of ik voor hem een moreel verslag wilde maken, wanneer zijn proces zou voorkomen. Ik stemde daarin toe. Nu zat ik daar op de getuigenstoel. Op dat moment, wanneer je de eed hebt afgelegd, besef je duidelijk wat waarheid is. Wanneer je één woord verkeerd zegt en niet beantwoordt aan de waarheid, dan ben je een meinedige. Je voelt nu het gewicht van je eigen woorden.
De rechter stelde mij allerlei vragen. Een aantal van die vragen kon en mocht ik niet beantwoorden wegens beroepsgeheim. Ten slotte vroeg de rechter: „Kunt u in één enkele zin zeggen hoe u de verdachte beoordeelt?” Een stil gebed tot God. Als antwoord zei ik: „Hij heeft wel spijt, maar geen berouw.” De rechter vroeg mij dit nader te verklaren.
Spijt
Wanneer iemand spijt heeft, heeft dat te maken met de gevolgen van zijn daad. Zijn daad heeft hem in zodanige problemen gebracht, dat de dader inziet dat zijn daad vele gevolgen gehad heeft, dat zijn leven stuk is. Denk aan de eerste moordenaar, Kaïn. Hij zei: „Mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde.” Hij had een diepe overtuiging van schuld. Maar het meeste zat hij in over de gevolgen. Hij klaagt daarover tegen de Heere, want hij zegt verder tegen de Heere: „Gij hebt mij heden verdreven van de aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn en ik zal zwervende en dolende zijn.”
Hij zit met de gevolgen voor zijn leven. Daar heeft hij het moeilijk mee. Het diepste van alles is dat hij de straf niet aanvaardt.
Berouw
Bij berouw zien we het tegendeel. Daarvan lezen we in de Bijbel als het gaat over David, die een moord op zijn geweten had en geconfronteerd werd met zijn daad. Hij beleed zijn daad, zijn zonden, en aanvaardde de straf. „Ik ben Uw gramschap dubbel waardig.” Elke straf van God die David zou hebben gekregen, zou hij aanvaard hebben. Berouw komt voort uit liefde tot de wet van God. Ten diepste kunnen we berouw alleen beleven als we de ware liefde tot God kennen.
Stil luisterden de rechters. Na afloop van de zitting vroegen ze mij om een Bijbel. Ik zei hun dat dit boek het beste Wetboek was. Aan het eind van het lange assisenproces sprak de rechter het vonnis uit: „U hebt wel spijt maar geen berouw, daarom veroordeel ik u tot levenslang.”
Nadien bezocht ik deze moordenaar in zijn cel. Een cipier waarschuwde me op te letten, want de gevangene was zeer agressief. Onder een stil gebed opende ik zijn cel. Daar zat hij met zijn handen onder zijn hoofd, gebogen op een stoel. Toen hij mij zag, sprong hij op en ging vlak voor mij staan. Hij zei: „Henk, als ik geen berouw heb, dan heb ik geen berouw”, en keek mij verwilderd en radeloos aan.
Ik beval hem te gaan zitten. Samen hebben we de geschiedenis van de moordenaar aan het kruis gelezen. Nooit heb ik deze geschiedenis met een zo bepaalde indruk gelezen als op dit moment. De moordenaar aan het kruis kreeg waarlijk berouw. Waardoor? Nooit vanuit zichzelf, maar door de middelste gekruisigde, de gekruisigde Christus. Die had gebeden: „Vader, vergeef het hun.” De ogen van de moordenaar gingen open voor deze Jezus en hij zag dat Deze rechtvaardig was, en tegelijkertijd zag hij dat hij de straf verdiend had.
Met tranen in onze ogen hebben we deze geschiedenis gelezen en samen hebben we ons gebogen voor de allerhoogste Rechter om om genade te bidden.
H. Bor, evangelist in Gent, België