Dies natalis PthU: „Kerkdienst met gesproken woord blijft actueel”
KAMPEN – Kan de protestantse kerkdienst met haar nadruk op taal, woord en symbool de 21e eeuw in? Zonder meer, stelt prof. dr. F. G. Immink. „In het gesproken woord zijn de spreker en de hoorder als persoon steeds besloten.”
Prof. Immink, rector van de Protestantse Theologische Universiteit (PthU), hield vanmiddag in Kampen de vierde diesredes van de universiteit. Hij ziet de kerkdienst als een bijzondere praktijk, een ”performance”. „De gemeente handelt, dat is een activiteit, maar ze doet dat in een houding van ontvankelijkheid.”
Bidden, zingen, preken, avondmaal vieren – al die onderdelen samen vormen de kerkdienst, aldus prof. Immink. „Het gaat om activiteiten die ingebed zijn in een traditie en om handelingen die beredeneerd kunnen worden. Voorgangers en deelnemers handelen niet louter intuïtief of uit routine, maar zijn geestelijk (intentioneel) betrokken en zij kunnen redenen aanvoeren voor hun handelen.”
Een tweede kenmerk van de kerkdienst is dat die wordt uitgevoerd aan de hand van een agenda en een script. „De gemeente en de voorganger handelen overeenkomstig de geldende liturgie. In het Duits wordt het woord ”Agende” gebruikt. Voor een kerkdienst geldt een draaiboek.”
De deelname aan de kerkdienst veronderstelt bepaalde bekwaamheden. Zo dient een predikant te beschikken over communicatieve vaardigheden en theologische en pastorale competenties. Maar dat geldt in zekere zin ook voor de kerkgangers. „Kennis van de liturgie, inzicht in de eigen leefwereld, geloofsinzicht, levensvisie – op al die dimensies wordt een appel gedaan in de kerkdienst.”
In de liturgiewetenschap bestaat de tendens om de actualiserende werking van de kerkdienst voornamelijk toe te schrijven aan de rituele handeling. Ook protestanten scharen zich in dat koor, aldus de hoogleraar. „Na de kaalslag van de secularisering en desacralisering worden de ogen gericht op de rite. Zou daarin het geheim schuilen?”
Volgens hem moeten protestanten het daar niet zoeken. „Het is het maar de vraag of de aandacht voor de ritualiteit wel spoort met de geest van het protestantisme. Ik betwijfel of de nieuwe aandacht voor rituelen de godsdienst weer zal doen herleven in de seculiere geest van de westerse mens.”
Prof. Immink citeerde de theoloog K. H. Miskotte om duidelijk te maken dat taalgebruik (de preek) een „performatieve werking” heeft. „Als God ons, mensen, genadig is, dan geschiedt het Woord. Dat gebeurt zeldzaam, en toch keer op keer, waar het God heeft behaagd en een mens het heeft gewaagd. Preken is, zo zegt hij: de vrede afkondigen, de vergeving verzekeren, de toekomst uitroepen.”
In de kerkdienst gaat het om de ”viva vox”, om spreken en horen. „Als we zingen en bidden, komen we zelf in beweging. Het menselijke zelf –het geheel van gedachten, overleggingen, neigingen, strevingen, verlangens, gevoelens– wordt actief werkzaam. Dat daarin ons staan in de wereld en ons geloofsleven meekomen, ligt voor de hand. Kerkdiensten hebben het vermogen om emoties en gedachten, frustraties en verlangens, idealen en teleurstellingen te kanaliseren en te reguleren.”
Hoe verhoudt datgene wat de gemeente in de kerkdienst doet zich tot de kruisiging en de opstanding van Jezus Christus? Prof. Immink nam afstand van de visie van de theoloog R. Bultmann, die stelde dat het kruis een heilsfeit is maar de verrijzenis van Christus niet. „Als de opstanding van Christus opgaat in het geloven als menselijke activiteit, raken we de essentie kwijt. De verhoogde Christus reduceert dan tot een dimensie van het menselijke zelf”, aldus prof. Immink.
De theologie zou er volgens hem goed aan doen het geloof te doordenken met gevoel voor en interesse in het heilige. „Zij zou niet al te beducht moeten zijn om over God te spreken en niet al te gereserveerd om godsdienstige ervaringen te verstaan als werkingen van God zelf.”