Groen & duurzaamheid

Het woud laat op zich wachten in het Beekberger Woud

Eeuwenlang ploeterde de mens in het Beekberger Woud en veranderde uiteindelijk het zompige oerbos in weidegrond. Anno 2010 is de weidegrond verdwenen. De mens wil het woud weer terug. Maar dat laat op zich wachten. Geen broekbos, maar pitrus, bramen en brandnetels. Mislukte natuur of lerend natuurbeheer?

Bas van Dijk
3 December 2010 14:54Gewijzigd op 14 November 2020 12:45
Ecoloog Robert Ketelaar (l.) van Natuurmonumenten houdt zich samen met collega-ecoloog André Jansen van de Unie van Bosgroepen al sinds 2000 bezig met de ontwikkeling van het Beekberger Woud, een vanouds zompig oerbos. Het bos laat nog op zich wachten en
Ecoloog Robert Ketelaar (l.) van Natuurmonumenten houdt zich samen met collega-ecoloog André Jansen van de Unie van Bosgroepen al sinds 2000 bezig met de ontwikkeling van het Beekberger Woud, een vanouds zompig oerbos. Het bos laat nog op zich wachten en

Tot de tweede helft van de negentiende eeuw was het Beekberger Woud een dicht moerasbos, vertelt ecoloog Robert Ketelaar (40) van Natuurmonumenten. Hij houdt zich samen met collega-ecoloog André Jansen (51) van de Unie van Bosgroepen al sinds 2000 bezig met de ontwikkeling van het Beekberger Woud.

„Het kwelwater, dat van het Veluwemassief richting het IJsseldal stroomde, bleef staan op de lemige ondergrond van het lager gelegen Beekberger Woud. Daar ontstond veen en groeide een zogenaamd broekbos, dat vanwege de waterstand weinig mogelijkheden bood voor exploitatie door de mens. In de zomer stond het water er tot een halve meter boven het maaiveld. Houtkap was er moeilijk, gebruik als hooiland of als akkerland was helemaal niet mogelijk.”

Rond het midden van de negentiende eeuw werd het Beekberger Woud ontgonnen. Het bos werd ontwaterd en gekapt. Door een geometrisch stelsel van sloten werd het gebied structureel ontwaterd. De veenachtige, natte bosgrond veranderde in weilanden en akkers, totdat het gebied recent in handen van Natuurmonumenten kwam.

„Het Beekberger Woud was een bijzonder type natuur voor Nederland”, vertelt Jansen. „Kwelwater bleef er staan in een komgebied van leemachtige, voedselarme grond. Uniek, want dit vond je nergens anders. Het verdiende behandeld en beschermd te worden als een nationaal monument, zoals het Naardermeer. De bekende auteur Frederik van Eeden zag de waarde van dit gebied al en wilde het zijn oorspronkelijke karakter teruggeven en het bewaren voor volgende generaties. Een gedachte die bij Natuurmonumenten altijd is blijven voortleven.”

Die gedachte lijkt werkelijkheid geworden, sinds het gebied eigendom is van Natuurmonumenten. Maar de natuur ontwikkelde zich er de afgelopen jaren niet zoals Ketelaar en zijn collega’s voor ogen hadden en de naam Beekberger Woud lijkt te verwijzen naar een onbereikbaar ideaal. Het bos laat op zich wachten en bramen, brandnetels en pitrus voeren er de boventoon. „Mislukte natuur”, kopte een landelijke krant daarom vorig jaar boven een artikel over het Beekberger Woud.

Ketelaar en Jansen zijn het totaal niet eens met die kwalificatie. „Mislukt heeft iets definitiefs”, vindt Jansen. „Hier is hooguit iets nog niet helemaal gelukt. Dat is wat anders.”

Wat Ketelaar betreft is het Beekberger Woud juist een voorbeeld van „lerend natuurbeheer.”

„We zijn in de afgelopen jaren over twee dingen meer te weten gekomen. Het eerste is de ontdekking dat fosfor een belangrijke rol speelt bij het niet realiseren van doelen. Het is een belangrijke stof voor de agrarische sector en zit veel in mest. Agrarische gronden zijn er vaak mee verzadigd. Ook hier is dat het geval. Het grote nadeel van fosfor is dat het niet wegspoelt, waardoor de grond te voedselrijk blijft en er niet de natuur kan ontstaan die er eigenlijk hoort. Om de grond weer voedselarm te maken, zou de toplaag verwijderd moeten worden.”

Het tweede dat de ecologen te weten kwamen, is hoe de waterhuishouding in het gebied precies werkte in vroeger tijden. Jansen: „We hebben sloten afgedamd en poelen gegraven. Maar dat is niet volgens de oorspronkelijke waterhuishouding, ontdekten we toen we ons er nog eens goed in verdiepten. Daarom gaan we alle sloten dichtschuiven en weer gebruikmaken van de oude laagten als natuurlijke lopen van het water.”

De fosfaatrijke grond plaatst Natuurmonumenten voor een dilemma, vertelt Ketelaar. „Gaan we afgraven, dan verwijderen we de voedselrijke grond. Maar we halen dan ook de leemachtige laag weg die zo bepalend is voor de plantengroei. Daar moeten we ons dus nog eens goed over buigen.”

Dat een natuurbeheerder na verloop van tijd zijn plannen bijstelt, hoort erbij, vindt Ketelaar. „Nu weten we hoe het hydrologische systeem in dit gebied werkt en dat we te maken hebben met hoge fosfaatconcentraties. Daar passen we onze aanpak op aan. Over vijf of zes jaar staan we hier waarschijnlijk weer en zullen we het beheer nog wat moeten bijstellen. Dat is echter steeds meer een kwestie van finetuning. Continu monitoren, bijsturen en evalueren. Als beheerder blijf je je afvragen of je het beheer goed doet, hoe je het kunt verbeteren en met welke partijen je dat moet doen. Dat bedoel ik met lerend natuurbeheer.”

Wat Ketelaar en Jansen betreft is er niets mislukt aan het Beekberger Woud en wordt het een nat, zompig bos, zoals het dat weleer was. „Er liggen volop kansen voor goede natuur. Het is alleen een kwestie van tijd: een goed ontwikkeld bos moet langzaam rijpen. Wij zullen het niet meer meemaken. Maar onze kleinkinderen zullen hier wandelen door een woud van zwarte els en wilg. Unieke, karakteristieke natuur die ze als een monument zullen bewaren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer