Eckhart: Godgeboorte in ontledigde ziel
AMSTERDAM – Hoe leer je God kennen? De middeleeuwse mysticus Meister Eckhart (1260-1327) had er één antwoord op: jezelf totaal ontledigen, want alleen zo wordt God geboren in de ziel.
In Amsterdam had gisteren de presentatie plaats van ”Eckhart nu. Tien visies op Meister Eckhart” (uitg. Augustus, Antwerpen) onder redactie van Jaap Goedegebuure en Oek de Jong. Goedegebuure is hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde; De Jong is romanschrijver en essayist.
Eckhart wordt intensief gelezen en geclaimd in brede kringen, schrijft Goedegebuure in zijn inleiding. Onder zijn navolgers bevinden zich orthodoxe christenen, maar ook agnosten en zelfs atheïsten. Zo bracht de atheïstische filosoof Schopenhauer Eckhart in verband met het boeddhisme en betuigde Nietzsche zijn instemming met Eckharts beroemde bede dat we „God moeten bidden om van God leeg te worden.”
Eckharts naam nam na zijn dood mythische vormen aan als ”meester” Eckhart. Toch werd hij kerkelijk veroordeeld vanwege zijn gewaagde opvattingen over mystieke eenwording met de Schepper en vergoddelijking van de rede. In kringen van de moderne devotie zag men Eckhart als een valse profeet, iemand die meende dat men God zou kunnen vinden in het eigen wezen (kritiek van Jan van Ruusbroec).
Eckharts werk cirkelt rond begrippen als leeg gemoed, afgescheidenheid, gelatenheid, zielengrond en Godgeboorte in de ziel. Wie God wil kennen, moet zich volstrekt leeg maken van zichzelf. Juist in deze „gelatenheid” openbaart God Zich aan de mens, of liever gezegd: báárt God Zijn Zoon in de ziel.
Als de mens onthecht is van alle aardse banden en van streven naar eigen belang, komt hij in een zielentoestand die slechts gericht is op het volstrekte niets. Dan ontdekt de menselijke ziel dat hij een bodem heeft, een ‘vonk’ die zelf van goddelijke aard is en met het Goddelijke kan versmelten.
De gewoonte om Eckhart als mysticus te betitelen heeft veel misverstand opgewekt, stelt Jef Jacobs in de bundel. Weliswaar is zijn leer, zoals bij andere mystici, gericht op eenwording van de mens met God, maar Eckharts weg is vooral een rationele. De terugkeer van de ziel naar de goddelijke oorsprong is er een van intellect naar intellect. God is puur intellect, Logos (Woord).
Eckhart toont zich een kind van de middeleeuwse scholastiek en het methodisch aristotelisme. Jacobs: „Hier wijkt hij radicaal af van andere mystici van zijn tijd, die gedreven worden door liefde tot God en de Christus, vooral de Christus van de passie.” Opvallend is dat de historische Christus en Diens lijden in zijn leer nauwelijks voorkomen.
Een ander kenmerk is dat hij niets moet weten van een zich terugtrekken in de eenzaamheid. Niet in de kloostercel, maar in het volle leven is God te vinden. Dat sprak Oek de Jong ook aan in Eckhart, zo schrijft hij in de bundel. Hij raakte geboeid door Eckhart toen het woord God „leeg” geworden was.
Oek de Jong constateert hoe vrij Eckhart Bijbelteksten uitlegt en er zijn bedoelingen in projecteert. Hij ontdoet God van al Zijn eigenschappen en gaat zelfs voorbij aan de kruisdood van Christus en het zo cruciale dogma van de vergeving van zonden. „Deze man was aan het traditionele geloven ver voorbij.” Jan Oegema ziet bij Eckhart een „doordachte relativering van dogma, rite en kerkelijk gezag.”
Eckhart stelt dat alle namen en eigenschappen van God Godsverduisterend werken. Het zijn doeken die we over God gooien, schrijft hij. „God wordt”, schrijft hij vaak. Wie denkt niet even aan de ‘gebeurende’ God bij ds. Klaas Hendrikse? Eckhart geeft de mens een hoge positie vanwege het goddelijke leven in zich. Typerend citaat: „Gods natuur is het dat Hij zich aan iedere goede ziel geeft, en de natuur van de ziel is het dat zij God opneemt.”